Het gebaar van Soetendorp

Maatschappelijke betrokkenheid kan ons splijten. De ene dag wil ik opkomen voor mijn niet onderhandelbare principes. De andere dag wil ik intens de dialoog blijven voeren. Wat is belangrijker? Opkomen voor klimaat, recht en vrede of de inspanning om elkaar niet kwijt te raken in dit proces? Wie de straat op gaat voor een helder standpunt over bv geweld en onrecht in Gaza wil even geen subtiliteit, even niet de nuance van de dialoog. Maar wie een echt gesprek aangaat over iets wat je raakt, voelt dat waarachtig luisteren een soort ‘verliezen’ is. Je hebt ‘alleen maar’ een standpunt, het punt waar jij staat dus. Het perspectief van de ander geeft meer zicht.  

Er ging een golf van emotie door me heen toen ik zag hoe rabbijn Abraham Soetendorp bij het programma Buitenhof over de tafel heen de hand reikte aan imam Shamier Madhar. Een symbool natuurlijk, ze kennen elkaar al goed, maar hoe krachtig kunnen symbolen werken! Demonstratief werd er menselijkheid en warmte getoond in een tijd die ons uit elkaar drijft. 

Een goed gesprek voor de camera’s is bijna onmogelijk. Bewustzijn van de camera brengt onechtheid in het gesprek. Allerlei strategieën gaan het gesprek overheersen. Het resultaat zien we dagelijks: gesprekspartners met een ingehouden en gepolijste agressie. De meest gevonden oplossing is dat er beleefd maar onverschillig standpunten worden uitgewisseld. Tenenkrommend. Een echte dialoog zegt: ik erken jou en jouw gevoelens in jouw standpunt en ik ben bereid het principe van welwillendheid hierop toe te passen. Dat wil zeggen, ik breng empathie op voor jouw keuzes. Ik verdraag de pijn van het verschil tussen onze standpunten. Als je dit niet kunt, begin er niet aan en vermijd het woord dialoog dan ook.  

Geweld begint ergens aan tafels waar de ander niet meer erkend wordt, de pijn niet gezien wordt. Het ‘dialoogkrediet’ raakt snel op in onze samenleving. Ik word er moedeloos van. Ondanks de jarenlange aandacht voor diversiteit, tolerantie, dialogisch werken lijkt één crisis wel weer alles van tafel te vegen. Geweldsdenken slokt je op. Als de grens eenmaal gepasseerd is, wordt de cirkel van wraak en vergelding alleen maar in stand gehouden. Communicatieve analfabeten die op machtsposities komen… ik vind het huiveringwekkend.

De auteur Charles Eisenstein zegt in een artikel over deze hectische tijd (‘the field of peace’):

The traditional solution of victory over evil by force is not possible. We face the necessity of another kind of solution, a new and unfamiliair story line.’ 

Die ‘unfamiliair story line’ lijkt verder weg dan ooit. Het blinde geloof in geweld en de oplevende haat is de machteloze gewoonte om maar op één manier ons verdriet te wreken, op één manier onze pijn te verlichten, terwijl de ‘victory over evil’ nooit behaald wordt.  Uiteindelijk begint die dialoog in onszelf.

Bij het gebaar van Soetendorp moest ik denken aan de inburgering voor ‘Geestelijke Bedienaren’ die we verzorgden bij Kontakt der Kontinenten in de jaren negentig. Ik herinner mij de mooie wandelgangen daar. Op een dag staan een imam, een orthodoxe rabbijn en een kleine breed glimlachende Boeddhistische monnik met elkaar te praten. Trots dragen ze hun ceremoniële kledij die avond. De imam en de rabbijn praten over hun ‘gemeenschappelijke Abraham’ maar hun nieuwe taal is nog zo gebrekkig en frustrerend. Ze komen er niet helemaal uit en plotseling grijpt de imam de rabbijn beet en drukt hem tegen zijn borst. De monnik klapt enthousiast in zijn handen. Gearmd met zijn drieën lopen ze naar de theetafel. 

Rien van der Zeijden

Filosofie in het leven van alledag

Een nieuwkomer stelt zich voor…

Heb JIJ je verbonden aan het Filosofisch Café Sneek? Filosofie is toch iets elitairs? Is wat gebeurt in zo’n Filosofisch Café niet een beetje luchtfietserij? Praten over hele abstracte, ver-van-mijn-bed onderwerpen. En dat op basis van denkbeelden van filosofen uit een ver verleden? 

Ja zeker, ik ken mijn klassieken. Ik had het voorrecht les te krijgen van bevlogen filosofieleraren. Zij vertelden me dat al onze wijsheid voortbouwt op die van Plato en Aristoteles. Zij hebben waarschijnlijk het zaadje geplant waardoor ik in mijn dagelijks leven altijd op zoek ben naar wijsheid, naar nieuwe inzichten. Wat is voor mij een goed, betekenisvol en zinvol leven?  Hoe vul ik dat in voor werk, voor gezondheid, voor sociale relaties, mijn persoonlijke ontwikkeling? 

Ik kan genieten van abstracte bespiegelingen, maar ook van praktische filosofie waarbij je grote concepten koppelt aan het leven van alledag. Daarom kan ik me nu al verheugen op het programma van na de zomervakantie. 

Begrip voor mensen die sociaal minder behendig zijn

Zo vraagt Ronald Hunneman, onze inleider in de maand oktober, aandacht voor ‘mensen die sociaal minder behendig zijn’. Iets dat gevolgen heeft voor zowel de persoon in kwestie, als de maatschappij.  Niet iedereen is in staat zich goed te verplaatsen in een ander, is Hunneman’s filosofie. Je zou kunnen spreken van sociale slechtziendheid. Sommige mensen zijn sociaal blind, andere sociaal slechtziend en weer anderen hebben een bril of een leesbril nodig. Hunneman wil ons gevoelig maken voor zaken waar mensen met een beperkt sociaal gezichtsveld mee worstelen. Zò ervaren zij de wereld; dit is de reden waarom gebruikelijke manieren van communiceren niet werken. 

Ik kijk nu al uit naar de wijsheid en maatwerktips die Hunneman met ons zal delen. 

Digitale onthouding

Hans Schnitzler, de spreker in de maand november heeft een eigen filosofie van de digitale onthouding ontwikkeld. Hij liet meerdere jaargangen studenten een digitale detox ondergaan en ging daarna met hen in gesprek. Wat betekent de digitale wereld voor jou? Wat komt er in de plaats als jij je telefoon aan de kant legt. Wat betekent de digitale detox voor jouw persoonlijke ontwikkeling? Het leidde tot een boek met een herkenbaar en onthutsend beeld van de moderne smartphone mens.

Hans Schnitzler roept op tot een bezinning: hoe willen wij ons verhouden tot de eisen die de digitale werkelijkheid aan ons stelt?

Ik beweer altijd:  “ik heb mijn telefoon en niet andersom”. Is dat nog steeds zo? Ik ben benieuwd tot welke nieuwe inzichten ik kom. 

Gemeenschapszin

We zijn graag geneigd onszelf als autonome individuen te zien. Zaken als economische crisis, de corona epidemie en de klimaatcrisis slaan een deuk in dit beeld. Overal klinkt de roep naar meer gemeenschapszin.  Maar wat verbindt ons eigenlijk? Thijs Lijster, onze inleider in de maand december heeft daar zijn eigen gedachten over. Hij neemt afstand van het kapitalisme, omdat dit cruciale aspecten van ons leven, zoals wonen, zorgen en leren als koopwaar behandelt. Wat gebeurt er als je deze zaken als ‘meenten’ ziet. Als gedeelde bronnen, waar iedereen gebruik van kan maken?

Ik vraag me af of zijn filosofie over gemeenschapszin alternatieven biedt voor vraagstukken als de woningnood, afkalvende zorg en verantwoordingsdruk in het onderwijs. 

Deze drie avonden illustreren wat mij betreft prachtig wat we met het Filosofisch Café beogen: nieuwe inzichten voor je persoonlijk leven, meer begrip voor elkaar en meer samenhang in de samenleving. 

Riemie van Dijk

De tijdspaarders

Elke keer weer ontdek ik hoe een vreemde godheid mijn beleving van tijd heeft gekaapt. Hij draagt de onschuldig ogende naam Chronos en heeft ons leven minutieus in delen gehakt en deze van prijslabeltjes voorzien. In het fantastisch jeugdboek ‘Momo en de Tijdspaarders’ uit 1973 voert de auteur Michael vd Ende de tijdspaarders ten tonele. Onopvallende mannen in grijze pakken die de mensen aanspreken om hun tijd te sparen. Ze beloven rente op de gespaarde tijd. Waar zij samenkomen verspreiden ze een mistige kilte. Een intrigerend en spannend verhaal over de consumptiemaatschappij en onze gehaaste levenswijze. Nu, bijna vijftig jaar later is ‘tijd’ alleen maar meer geëconomiseerd. Het is verhandelbaar en geprijsd in verlofregelingen en pensioenen. Ook ik, die binnenkort met pensioen gaat, heb tijd gespaard. Ook ik denk dit straks te kunnen verzilveren in de hangmat. Wat als het ‘tekort’ er nog steeds blijkt te zijn? Er klopt iets niet aan deze handel. Ondertussen verlangen we steeds meer om echt te ontsnappen uit de dwangtijd van doelen, nut en noodzaak. 

Ook ik. Die dwangtijd gaat regelmatig in mijn hoofd zitten. Het maakt me wat ‘machinaal’. Opeens hoor ik mezelf dan praten in clichés. Het cliché kan heel dicht zitten op wat je echt wilt zeggen. Maar het cliché zet het beeld gevangen. Het kan niet meer bewegen. Wat je denken noemt, is het herhalen van gedachten. Het is tijd voor een echte ‘break’. Een gat slaan in de functionele tijd. Op zoek naar die andere God: Kairos is volgens Joke Hermsen ‘de tijd die voor inzicht, verandering of ommekeer kan zorgen, door een interval of intermezzo binnen het monotone tijdregime van zijn opa Chronos aan te brengen.’ (lees Joke Hermsen: Melancholie van de onrust)  

Op zoek dus naar vergeten en verscholen momenten, mijmeringen onder de appelboom, haperingen in de tijd. Die vind ik o.a. in het Benedictijner klooster in Egmond. Een plek om adem te halen zonder doelen en verwachtingen. Ik ervaar daar contact met mijn ‘levens-werk’. Gek genoeg is er geen oord waar de kloktijd meer centraal staat dan in het klooster. Ritme is daar enorm belangrijk. Raar maar waar, tussen die tot op de minuut aangekondigde getijden kun je je onttrekken aan de dwang van Chronos. Het is het verschil tussen tijd die je opjaagt en tijd die als een behaaglijk jas om je heen valt. 

Hernieuwing van je creativiteit heeft te maken met wat de filosofe Hanna Arend het ‘nunc stans’ noemt. Het is  “de tijdspanne waar toekomst en verleden voor de duur van een ‘eeuwig ogenblik’ uit elkaar worden gehouden zodat er, voor even, een ‘blijvend nu’ ontstaat”. Joke Hermsen heeft het over ‘de kairotische tussentijd’ die nodig is om iets nieuws voort te brengen. Het onderstaande gedicht van mijn hand probeert dat subtiele moment van creatieve stilte te vangen.

Stilte

Die ruimte tussen twee gedachten

als de volgende zin

op zich laat wachten

Dat moment tussen twee maten

als je ademhaalt

en los kunt laten

Die aarzeling zich uit te spreken

als je twijfelt

of je in moet breken

Die stilte 

tussen alle dingen

tussen stimulus en respons

zo onzichtbaar onder ons

Die stilte

kan iets nieuws beginnen

Rien van der Zeijden

31 Redenen waarom men wetenschap (te) lastig vindt en wantrouwt

Column door Chris Koopmans (klinisch psycholoog; bezoeker filosofisch café)

  1. De meeste mensen weten nauwelijks wat wetenschap inhoudt en hoe ze werkt. Onbekend maakt onbemind, vooral als het je beter uitkomt.
  2. De meeste mensen weten niet het verschil tussen empirische (harde bèta) wetenschap en niet empirische (zachte alpha en gamma) wetenschap en hun respectievelijke onderzoeksmethoden.
  3. De meeste mensen maken geen onderscheid tussen wetenschappelijk onderzoek (kenniswerk in ontwikkeling), consensus-wetenschap (kennis waar geen wetenschapper meer aan twijfelt) en de harde wetenschappelijke methode (het experimenteel testen van hypothesen en die proberen te verwerpen).
  4. Moderne wiskunde en statistiek zijn voor de meeste mensen nauwelijks te begrijpen (liever verhalen dan cijfers, liever plaatjes dan formules en curves). Dat maakt wetenschap onpopulair.
  5. De meeste mensen hebben grote moeite het verschil te zien tussen pseudo-onderzoek (feiten- en methodenvrij zwammen), correlatief-onderzoek (zoeken naar mogelijke samenhang) en causaliteitsonderzoek (zoeken naar oorzakelijke samenhang).
  6. De meeste mensen maken geen onderscheid tussen fundamentele wetenschap (meestal komend uit universiteiten) en toegepaste wetenschap (technologie, die meestal komt uit het bedrijfsleven), waardoor de kwalijke kanten van technologie afstralen op de wetenschap (‘Die natuurkundigen en chemici schepen ons mooi op met nucleair en chemisch afval, biowapens, biogif en de bom’).
  7. Men maakt slecht onderscheid tussen wetenschappelijke kennis en de politieke vertaling ervan.
    Een slechte politieke vertaling straalt gemakkelijk af op de geadviseerde wetenschappers.
  8. Wetenschappelijk gezag (gezag überhaupt) is een moeilijke zaak in een individualistische, egomanische maatschappij (‘Ja, die hoge heren en knappe koppen, ik weet het niet hoor….’).
  9. Onwelgevallige wetenschappelijke berichten en waarschuwingen negeert men gemakkelijk (b.v. over alcoholconsumptie, obesitas, vacantievliegen, etc.) of schuift men voor zich uit (b.v. over klimaatopwarming).
  10. De wetenschappelijke methode liegt niet, maar een wetenschapper kan soms wel liegen (vanwege subsidie, status, belangenverstrengeling). Men vergeet echter dat wetenschappers aan een serie toetsingsverplichtingen moeten voldoen alvorens zij mogen publiceren. Glippen zij toch door de mazen van het net dan straalt dat negatief af op de wetenschap in het algemeen (‘Die reviewers en commissies vertrouw ik ook niet meer’).
  11. Liever esoterie en astrologie (‘Er is meer tussen hemel en aarde…’) dan meteorologie en astronomie (antwoord:‘Ja klopt, een boel lucht en leegte’). De zogenaamde ‘alternatieve manier van denken’ op gelijke voet stellen met de wetenschappelijke methode is narcistische waanzin.
  12. Emotionele logica (op louter gevoel en intuïtie vertrouwen) en verstandelijke logica (zorgvuldig, methodisch nadenken) lopen bij de meeste mensen vaak doorelkaar: emotionele logica ‘voelt beter…..kan je niet uitleggen’.
  13. Regressie naar het simpele (liever iets simpels of dogmatisch begrijpen dan tegen het onbegrijpelijk complexe oplopen) voorkomt dat men zichzelf dom vindt.
  14. Achterdochtige slachtofferisten zijn een gemakkelijke prooi voor wervende complotdenkers die per definitie anti-wetenschap zijn.
  15. Mis- en desinformatie zijn soms moeilijk te onderscheiden van wetenschappelijke kennis.
  16. Argumentatieleer (zonder drogredeneringen leren debatteren): ‘Nooit van gehoord’.
  17. Denkfouten als ingroup-thinking (wij-denken), cognitieve dissonantie (wegmoffellen van tegenstrijdigheden), observer bias (verwachtingsbevestiging) en confirmation bias (vooroordeelbevestiging) overvleugelen vaak het wetenschappelijk denken, want… je wil er in je groep niet uit liggen.
  18. Placebo (positieve nep) en Necebo (negatieve nep) zouden het bewijs zijn van het enorme zelfherstellend of zelfziekmakend vermogen van de mens (‘Ze werken ook, dus wat nou wetenschap?’). Homeopathische goeroes en de gigantische gezondheidsindustrie met hun marketeers houden daarom niet van wetenschap of maken er parasitair misbruik van.
  19. Magisch denken en bijgeloof liggen altijd op de loer als je erg ziek of angstig bent (‘Want je kan nooit weten of dit middel misschien helpt, toch?’).
  20. Leven met onzekerheid wordt slecht verdragen. Harde en zachte wetenschappers verkeren noodzakelijkerwijs altijd in onzekerheid; twijfel is de motor van voortschrijdend wetenschappelijk inzicht (‘Wat heb je eraan, ze spreken elkaar steeds tegen’).
  21. De terechte afbraak van -de mythe van de beheersbaarheid en maakbaarheid- zet onverminderd door (‘Ja, die knappe koppen zullen echt niet overal een oplossing voor vinden!’). Klopt, maar dat is geen reden om je van wetenschap af te keren.
  22. Slechte ervaringen met ‘wetenschap’ (‘De dokter zei A maar het was mooi B’).
  23. De God geld (economisch eigenbelang) is vele malen machtiger dan de halfgodjes feit, logica en bewijs. De uitspraak ‘kennis is macht’ geldt maar in zeer beperkte mate voor wetenschap, die vrijwel volledig afhankelijk is van de financiering door de belastingbetaler, investeerders, sponsoren en filantropen. Van wetenschap wordt je zelden rijk.
  24. De overschatting van ‘de goeie ouwe praktijk’ boven een nieuwe theorie (‘Allemaal theoretisch gelul’). De wetenschap draait het juist om: niets zo praktisch als een goede theorie! Want zonder de quantummechanica geen internet, MRI-scan, smartphone, etc.
  25. De fobie voor nadenken (denken is niet inspannend, diep nadenken kost veel moeite, veel tijd en frustratie). Wetenschap bedrijven is monnikenwerk dat veel teleurstellingen en mislukkingen met zich meebrengt*.
  26. Analfabetisme, dyslexie, dyscalculie, cognitieve stoornissen en beperkingen (‘Ik snap er allemaal helemaal niks van’) plus ‘de grote ontlezing’ beïnvloeden het begrip voor wetenschap negatief.
  27. De persoonlijkheidskenmerken van de Big-Five doen er toe. Met name hoge scores op neuroticisme, meegaandheid en extroversie, plus lage scores op openheid/nieuwsgierigheid en zorgvuldigheid, beïnvloeden het ‘logisch nadenken’ en het begrip en geduld hebben voor wetenschap negatief.
  28. Intelligentie (vnl. probleemoplossend vermogen) is een taboe-onderwerp bij een gelijkheidsideologie (gevolg is een imagoprobleem voor wetenschappers: ‘Boekenwurmen, kamergeleerden, nerds, betweters, wijsneuzen’, etc.).
  29. Wantrouwen in de media (‘die zogenaamde onafhankelijke, onpartijdige, objectieve media, ze kunnen mij nog meer vertellen’). Bovendien, er zijn maar zeer weinig wetenschapsjournalisten met een wetenschappelijke opleiding in vaste dienst bij de mainstream media.
  30. Het woke- en genderactivisme geeft je permissie om wetenschap af te doen als ‘een witte mannen uitvinding’. Universitaire docenten zijn zeer beducht om uitgemaakt te worden voor racist, sexist, fascist, micro-agressief, onveilig, e.d. De huidige politisering van universiteiten en onderzoekprogramma’s zetten wetenschap ‘under a dark cloud’.
  31. Religie geeft je de permissie om wetenschap te negeren of te devalueren (het bijbelbeltdenken).
  32. ***
  • Overigens is het niet zo dat wetenschap louter en alleen bestaat uit logisch, analytisch, methodisch (linker hersenhemisfeer) denken. Goede wetenschap gaat ook gepaard met een dosis intuïtief, synthetisch, creatief out of the box (rechter hersenhemisfeer) denken. Of zoals Einstein het uitdrukte: ‘Logica brengt je van A naar B. Verbeelding brengt je overal’. En: ‘Je kunt een probleem niet oplossen met een denkwijze die het heeft veroorzaakt’.

** ‘The Parasitic Mind. How Infectious Ideas Are Killing Common Sense’; Gad Saad, 2020.

*** Deze lijst is zeker niet uitputtend maar illustreert hopelijk wel aan welke negatieve krachten de wetenschap en wetenschappers buiten de eigen kring bloot staan. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de kwalijke krachten binnen de eigen kring.

**** Een aantal items (mn. 9,12, 20, 23, 25) lijken vanuit een neuroscience perspectief een onderliggend mechanisme te hebben dat voortkomt uit de bouw en functie van ons brein.
Het beloningscentrum in ons brein reageert veel krachtiger met korte termijn bevrediging (suiker en alcohol, likes, emo-tv, gamen, status- en funaankopen, bonus en beurswinst, e.d.) dan met een bevrediging die men pas op lange termijn ervaart (lange gezondheid, een schoon leefmilieu, zelfredzame kinderen door goede opvoeding, e.d.). Wetenschappelijke bevrediging komt vaak pas na lange periode van monnikenwerk.

Complot

Ik heb een nieuw complot ontdekt. Het is nog te vroeg om de theorie precies te formuleren maar ik sta op scherp. Onder de radar, in de onderstroom groeit het al jaren. Hogescholen pikken het op, buurthuizen, kerken, vrijdenkers en andere sinistere organisaties zijn de verspreiders van dit denken. Een ongehoord geluid.

Let wel, in de bovenstroom is alles pais en vree. De mainstream media houden je in slaap met de bekende beelden: je leeft in een gefragmenteerde samenleving. Loop door de straten van je wijk vanavond en zie deze mythe uit even zovele schermen door de stijf gesloten gordijnen schitteren. Vooral onze jongeren moeten deze loden last via ‘social” (ja ja..)  media op zich nemen: je leeft in een hyper-atomaire ik-cultuur. Ontdek je ware kern zuster, vind je identiteit broeder. Wie een commercial met dit soort slogans ziet starten weet niet meer of hij in een advertentie van De Baak zit of toegeleid wordt naar een nog flitsender automerk. Het leger coaches dat we ondertussen hebben opgeleid kan blijkbaar niet voorkomen dat we de taak hebben gekregen mensen te laten overleven en dus bij te dragen aan dit neo-liberale systeem.

Genoeg Rien. Je draaft door. Wat is dat nieuwe complot waar je het over hebt?

Het is een beweging die al veel langer onopvallend als een rups aanwezig is en binnenkort zijn vlindervleugels uitslaat. Een interessant complot, gevaarlijk voor de stabiliteit. Het gaat om mensen die het lekkere gevoel van overtuigen en winnen bij zichzelf hebben ontmaskerd en echt werk aan het maken zijn van gezamenlijk denken.  Als ‘dialoogbeweging’ zijn ze al langer aanwezig maar vaak weggezet, en soms terecht, als te lievig, te bang voor keuzes. Het zijn de mensen die erkennen dat in het niet-weten en in de complexiteit een creatieve kracht is verborgen. Die niet alles willen terugbrengen naar duidelijke standpunten maar de emotionele spanning van een tegenstelling kunnen verdragen. Het zijn mensen met een sterke basis en juist vandaaruit oog hebben voor het denken van de ander en zelfs zo ver durven te gaan dit een deel van hun gedachten te maken, er mee om gaan als hun eigen denken. Die simpelweg erkennen dat je niet alles kunt weten. Het zijn mensen die een geïsoleerde visie op ‘brein’ en ‘identiteit’ verwerpen, die weten dat ‘ identiteit’ je soms gevangen zet in een beperkte definitie van jezelf. Ze willen ‘het geheel’ een nieuwe plaats in hun denken geven.

Misschien zijn dit wel niet de revolutionairen uit de jaren zestig die ondertussen onze commissariaten bevolken. Misschien zijn dit jongeren die de tijdgeest beter aanvoelen. In het Filosofisch Cafe Sneek op 19 oktober a.s. wil ik hierover in gesprek, een complot smeden. Want er is niet alleen reflectie nodig. Ik zou met jou willen kijken of er nieuwe wegen te bewandelen zijn. Kom je ook? Doe je mee?

Rien

Ethisch consumeren

Door: Chris Koopmans

Ethisch consumeren is minder of niet kopen. U weet wel, consuminderen: minder vlees, schoenen, shirtjes, tropisch hardhout, vliegvacanties, etc. en meer gerecyclede spullen, Fair Trade koffie en ‘eerlijke’ noten en sinaasappelen, etc. Van die dingen die ook de magere derdewereld boeren, Sweatshop Bangladesh-vrouwen, Indiase vuinisbergkinderend sparen, plus hun vissen, vogels en bossen. En als de Big-Companies dan ook nog meedoen, dan gaan we in de goeie richting om de planeet te redden.

Wat een onzin, consuminderen, dat gaat niet gebeuren. Ethisch consumeren is een sympathieke gedachte die in de vnl. Westerse wereld voorkomt, onder een kleine high class bevolkingsgroep, en onder een nog minisculere groep minimalisten. Ze zijn zich zeer bewust van de kwetsbaarheid van de wereld direct om hen heen en bewust van het grotere perspectief van de gekwelde aardbol.
Maar 99% van de westerse bevolking leeft er niet naar. En daarbuiten al helemaal niet. Ook de Big-Companies niet, ondanks de dure incompany cursus ‘ethisch ondernemen’. Ze zijn op zijn best wat groener geworden maar die groenheid lijkt over het algemeen meer op een reclamebord dan dat je veel groen terugvindt in hun businessmodel.

Er zijn honderd redenen te noemen waarom ethisch consumeren en ethisch ondernemen niet van de grond komen. Redenen die te maken hebben met onze groei-economische ideologieeën, ons geopolitieke systeem, ons blind geloof in technologische oplossingen, ons individualistische waarden/normensysteem en de zelfverslavende werking van ons brein. Groen produceren en consumeren raakt in essentie aan het probleem dat de politieke instrumentalisten van het wereldorkest niet dezelfde ethische partituur spelen. Het is een Jostiband.
Dat zal allemaal wel, zal u zeggen, maar wat ondertussen onafwendbaar doorgaat is de ontbossing, de lucht-, zee- en grondvervuiling, het uitsterven van grote zoogdieren tot kleine bio-organismen, van complete ecosystemen op wereldschaal. Alle weldenkende mensen en scherpdenkende experts/wetenschappers zullen het er over eens zijn dat er een mondiale, radicale en fundamentele aanpak nodig is om een dystopische toekomst te vermijden. Niet een westers deltaplan maar wereldwijd… duizend deltaplannen! En ethisch consumeren/produceren speelt daarbij een centrale rol.

Maar wat mogen we dan verwachten van overheden, van boven af? Of van onderaf, van het volk?
Van de weinige echte democratieën* in de westerse wereld valt weinig te verwachten omdat ze door hun aard altijd met belangenpartijen moeten polderen om te kunnen bestaan. Daadkrachtige, fundamentele, ethische gedragsveranderingen kunnen ze bij producenten en consumenten nauwelijks teweeg brengen. Sinds de Club van Rome (1972) is er door democratieën wel een maatschappelijk milieubewustzijn gecreeerd maar geen breed en diep doorvoeld burgerbewustzijn dat tot relevante gedragsverandering heeft geleid.
Van de landen die zich een democratie noemen, maar dat in staatsrechtelijke en parlementaire zin beslist niet zijn, hoeft men nog minder te verwachten. Laat staan van de autocratieën, oligarchieën, theocratieën en andere kleptocratieën.

Kan men van de burger zelf, van onderaf, een ethische gedragsverandering** verwachten? Het coronatijdperk is misschien niet een goed voorbeeld maar het laat wel zien dat de burger gedragsbeperkingen uit innerlijke of afgedwongen solidariteit niet lang volhoudt, ook al krijgt ze dagelijks de cijfers van besmettingsgraad en het aantal directe en indirecte doden voor de neus. Zelfs een botsing met deze harde realiteit van dood en verderf zet niet aan tot gedragsverandering, zoals het dat ook niet doet bij het zien van dierenleed in varkens-, kippen-, runder-, en nertsfabrieken. Ecologische oorlogsmisdaden zou men ze kunnen noemen. De wereldburger wil wel zijn waarden behouden (vrijheid, gelijkheid en broederschap zeg maar) maar niet de zelfopoffering die bij alle waarden altijd is ingebouwd: gedragsbeperking, matiging, versobering. De burger zal zijn bereikte staat van welzijn niet willen opgeven, en er desnoods oorlog voor willen voeren.
Bovendien: systemen zijn altijd sterker dan individuen. De uitzondering daarop zijn revoluties waarbij burgers de politieke en economische orde omver halen en een systeemswitch veroorzaken die met geleidelijkheid, compromis en samenwerking niet bereikt had kunnen worden (de Franse, Russische, Duitse, Aziatische en twee Amerikaanse revoluties zijn er een voorbeeld van, ten goede en ten kwade). Van ‘consumentenrevoluties’ heeft nog niemand ooit gehoord.

Is er een uitweg? Nee. De afgelopen 50 jaar milieubewustzijn en de decennia lange kritiek op de groei-economische ideologie heeft nauwelijks iets opgeleverd ten gunste van milieubehoud, biodiversiteit, klimaatbehoud, etc. Het heeft ons rijker en gezonder gemaakt, zeker, maar dat keert zich nu wel tegen ons. Rijker aan wat, vraag je je af. Aan spullen? En gezonder? In de top drie van doodsoorzaken staan leefstijlziektes: cardiovasculaire ziektes, kanker, longziektes, en tel daar maar bij op: diabetes-, obesitas-, alcohol- en drugsgerelateerde aandoeningen, verkeersongelukken, e.a.

Is er een uitweg? Nee. Tenzij we een diep emotioneel besef ontwikkelen (en dat vooral ook dagelijks aan onze kinderen overdragen), en bij alles wat we kopen bedenken… dat Genoeg wel Genoeg is.

*Volgens de ‘Democracy Index van de Economist Intelligence Unit’ leeft in 165 landen slechts 5% van de bevolking in een sterke democratie.

** ‘De Mythe van de groene consument’, J.Tielbeke, De Groene, 24-06-20, nr. 26.

De wereld sleept zich voort met algoritmen

De wereld sleept zich voort. Corona en Trump en de val van het kabinet staan in de top 3 van de gespreksonderwerpen. Verkoopt goed bij de berichtgevers. Niet die kleine maar hoogst alarmerende klimaatberichtjes*, want dat verkoopt niet goed, want ‘dat weten we nou wel’.

Er is geen filosoof en wetenschapper te vinden die het klimaatprobleem niet op nr.1 van urgente wereldproblemen zet. Niet de urgentie van de alledaagse mens maar van de mensheid. En ze hebben plausibele verklaringen waarom dat wegkijken aan de orde van de dag is. Eigenlijk is dat blinde wegkijken nr.1 zou je kunnen zeggen.

Een van de meest aantrekkelijke verklaringen is dat ons paleolithische brein allang niet meer spoort met het leven in een moderne democratie, met de allesdoordringende technologie in het dagelijks leven. En zeker niet met een dijkdoorbraak aan informatie waarop de meeste breinen niet veel anders reageren dan met emotie, intuïtie of wegkijken.

Dat paleolithische brein bestaat al honderdduizenden jaren. Het stamt uit de tijd dat we nog jagers/verzamelaars waren. Het is afgestemd op een kleine groep, niet groter dan ten hoogste 150 mensen (het zgn. Dunbar-getal) die elkaar kenden en die daardoor op grond van wederzijds vertrouwen zich konden organiseren, wat geen enkel ander zoogdier op die schaal kan. Daar lag onze grote overlevingskracht, samenwerking, het doorslaande succes van de mens. Die samenwerking had noodzakelijkerwijs een democratische vorm, niks geen filosofisch ideaal. Te grote individuele eigenbelangen nastreven (het meeste voedsel, gezondste vrouwen, beste wapens opeisen) vormde een onmiddelijk overlevingsgevaar voor de groep. Je kon nog zo intelligent, competent of fysiek sterk zijn, zodra je het zou uitbuiten veroorzaak je jaloezie, wantrouwen en een weerzin tegen samenwerking. Kortom een scheuring in het sociale weefsel, dat honger, burgeroorlog, dus je eigen ondergang veroorzaakt. Totalitaire leiders en totalitaire bestuurssystemen konden domweg niet bestaan. Een dergelijke oerdemocratie heeft ook sinds wij landbouwers zijn geworden (20.000 jaar geleden) tot voor kort (250 jaar) nooit meer bestaan, behalve een slap aftreksel ervan in kleine stadsstaatjes (zelfs het stadstaatje Athene had geen democratisch rechtssysteem). Omgekeerd, de grote totalitaire konink- en keizerrijken hebben ook niet echt bestaan, want hun macht reikte nooit verder dan hun legers en belastingophalers konden lopen. Daarbuiten waren het de stammen en kleine heersers die de dienst uitmaakten en onderling permanent oorlog voerden om jacht/voedselgebieden, soms in samenwerking tegen de grote koning/keizergod als die het te bont maakte.

Enfin, ik vertel u waarschijnlijk niets nieuws, dit zijn de inzichten van historici, antropologen, archeologen, e.a. Mooi samengevat in het werk van de briljante historicus Y.N. Harari. U weet wel: Sapiens, Homo Deus, Twenty lessons for the 20th century.

Je zit er waarschijnlijk niet ver naast als je zou zeggen dat zowel de moderne parlementaire democratieën (het zijn er feite maar 20, de rest heeft de schijnvertoning ervan) als de totalitaire staten de laatste vijftig jaar niet meer opgewassen zijn tegen de snelle veranderingen van hun habitat. Beide bestuursvormen vechten tegen hun nationale verdeeldheid over issues als klasse, welvaartsverdeling, ras en gender, precies die zaken waar de jager/verzamelaar weinig last van had. 

Waar de jager/verzamelaar ook weinig last van had was de snelle invloed van technologie op zijn samenleving. Niet alleen in praktische, dagelijkse zin maar vooral in filosofische zin. Onze moderne technologie tast vrijwel alle westerse waarden/normen aan. Vrijheid van meningsuiting, gelijkheid voor de wet, bescherming van het individu, splitsing van de drie oorspronkelijke machten, onafhankelijkheid  van media, ze bezwijken bijna onder de druk van de vierde macht en vijfde macht: de mainstream- en social-media en de Big-tech informatiebeheerders en techniekontwikkelaars. De totalitaire staten (China, N-Korea, Rusland, Saoedi-Arabië, Turkije, etc.) gebruiken cybertechnologie om de individuele burger op te sporen en te disciplineren, tegelijk met het onderdrukken van de reguliere en de social-media. De democratieën vechten omgekeerd, tegen het misbruik van cybertechnologie die hun bestaan ondermijnen. De gespannen verhouding tussen democratische en totalitaire staten hoeft niet meer beslecht te worden met conventionele oorlogen, want de cyberoorlog is een goedkoop middel om invloed uit te oefenen op het stemgedrag, de staatsinstituten, de energievoorzieningen, de industrie, e.d. van ‘de vijand’. Harari wijst erop dat b.v. veiligheidsdiensten aan beide zijden meer baat hebben bij geavanceerde AI met specifieke algoritmes dan bij een omvangrijk netwerk van gewone ‘straatspionnen’ die achter de deur van een burger kijken. Algoritmes worden langzaam aan de baas, ze vormen het hoogste gezag waarop politici en autocraten gaan vertrouwen en sturen (is de hele toeslagenaffaire, het opsporen van fraudeurs d.m.v. algoritmische belastingdienstprogramma’s, niet een microvoorbeeld?). Eigenlijk is het nog erger, machthebbers kunnen zelfs hun eigen veiligheidsdiensten privé laten hacken om erachter te komen of hun positie niet door binnenlandse vertrouwelingen ondermijnd wordt. Oftewel: de hacker van hackers heeft het hoogste gezag en de meeste invloed op de machtshebber(s)! Historisch gezien: niet de Almachtige God, de Verlichte Mens, het AI-algoritme maar de ‘metahacker’ heeft het meeste gezag.

Terug naar ons paleolithische brein. Dat brein kan deze ontwikkelingen helemaal niet aan. Het is niet gebouwd om deze informatie-overkill aan complexe werkelijkheid en deze hypercomplexe cybertechnologie te begrijpen. Dat brein heeft nog steeds hele ‘simpele genetische en culturele algoritmen’ ingebouwd die allereerst afgestemd zijn op het ‘snelle, intuïtieve, reflexmatige denken’ (Khaneman**) dat nodig is om overkill, innerlijke chaos, oftewel overlevingsgevaar af te wenden. Ook het ‘trage, reflexsieve, berekenende denken’ heeft niet om de capaciteit de complexiteit van de ontstane werkelijkheid van deze tijd te omvatten. 

Harari’s idee, en met hem dat van vele andere wetenschappers, is dat zowel democratische en totalitaire staten gaan vastlopen op deze ontwikkelde (en van elkaar gestolen) technologie die nog maar in de kinderschoenen staat. Het voordeel van democratieën is dat zij een veel groter aanpassingsvermogen hebben om complexe problemen op te lossen dan de starre autocratieën. Democratieën kunnen zichzelf heruitvinden, herdefiniëren, op een andere filosofische leest schoeien. Totalitaire staten missen die flexibiliteit omdat bij hen de dynamiek van het vrije denken ontbreekt.

Ondertussen blijft het oppassen voor complotwappies en populisten en hun narcistisch/gepsychopatiseerde leiders, waar ook ter wereld, die het ook allemaal niet begrijpen en dus met simplistische verklaringen en simplistische oplossingen komen (en het Museumplein opgaan***). En thuis zitten wegkijken naar Netflix zou al helemaal rampzalig zijn. 

 * B.v. zeer alarmerende klimaatberichten van het Internationaal Klimaatpanel (IPPC), dat rapporteert aan de VN, en   daartoe 6000 recente onderzoeken heeft samengevat (2020).

** ‘Ons feilbare denken, (Thinking, fast and slow)’, Daniel Kahneman (2011). Houder van de Nobelprijs voor Economie 2002. Wellicht de belangrijkste psycholoog ter wereld.

*** Zie het 90 min. durende YouTubeverslag van NH-Nieuws op het Museumplein (‘ik ben verdomme arts….ze zijn hier in dit land bezig mensen te vermoorden met vaccins….tweede wereldoorlog….er ligt niemand op de IC’s….de artsen faken alles, die krijgen voor iedere patient 20.000 euro’).

Chris Koopmans

(Klinisch psycholoog en enthousiast bezoeker van het Filosofisch Café)

Operatie geslaagd

We zitten rond een vuur in de boomgaard. Een paar oude stoelen en boomstronken, wat slordig gestapelde stenen om het oplaaiende vuur te bedwingen. Het is kerstavond. Het aantal erfgenoten dat in de vlammen staart (6) is eigenlijk net te groot. Ik moet denken aan het grappige appje dat ik vandaag kreeg waarbij de drie wijzen uit het Oosten op de stal van Bethlehem aflopen. Een van hen zegt: Remember if anyone there asks… We’re all from one houshold! Iemand vult de mokken met chocolademelk. Een uur daarvoor regende het nog pijpestelen. Bijna hadden we het afgezegd. Nu trekt de avondlucht open terwijl de bomen nog na druipen. Jupiter en Saturnus zouden in een lijn staan maar we kunnen de kerstster niet vinden tussen de onrustig wegtrekkende wolken. Een dag hiervoor had ik een filmpje rondgestuurd bij de bewoners van ons erf. Er werd uitgelegd hoe vaccinatie werkte en waarom het nodig was.

‘Ik vond het niet overtuigend.’ C. staart in het vuur. ‘Andere filmpjes beweren het tegendeel. Het grootste deel van de gezondheidswetenschappers en onderzoekers wordt gesponsord door een farmaceut.’ Hij begint een verhaal over de risico van vaccins. Bovendien vertrouwt hij de snelheid waarmee nu wordt gewerkt niet. ‘Ik ben voor,’ zegt A. ‘Wees blij dat het zo snel gaat. Er was geen tijd te verliezen en de hele wereld is er mee bezig. Daarom.’

Terwijl de Glühwein wordt neergezet, ontspint zich het borrelgesprek. Een borrelgesprek is een gesprek met snelle standpunten waarbij niemand in staat is elkaars argumenten te checken op validiteit. Meestal is er te weinig tijd met als gevolg een korte meningendans gevolgd door de opmerking dat ieder zijn eigen waarheid heeft. Bij ons lijkt het drie tegen drie te worden. En toch loopt het vanavond anders. De passie van het standpunt houdt gelijke voet met de wens om in verbinding te blijven. Het komt ook omdat K. er bij is. K. staart zwijgend in het vuur. Af en toe wordt er een blik zijn richting uit gestuurd. Hij heeft dit jaar zijn schoonzoon verloren aan Corona. Een aangrijpend verhaal dat ons bij de strot heeft gegrepen. Het valt stil als C. na een tijdje zich tot K. richt: ‘Hoe is het voor jou om in de situatie van je schoonzoon mijn mening te horen?’ We halen diep adem als de empathie plaatsneemt rond het vuur.

Vergis ik mij of is in Corona tijd het media- en meningenlandschap steeds eenvormiger geworden? In de urgentie van de virusbestrijding zijn er alleen nog maar influencers aan tafel overgebleven. Het open gesprek is het eerste slachtoffer van Corona geworden. En ook al heb ik mij vanaf het begin achter de RIVM-richtlijnen gesteld, ik voel me ongemakkelijk bij het winnaar/verliezer frame waarin de op potten en pannen slaande Wappie wordt weggezet. In mijn eigen vriendenkring bestaan ze, niks aan de hand met die mensen. Met wat humor krijgen we het gesprek best op gang. Intolerantie is een sluipend virus. Terwijl we ons kapot ergeren aan bizarre complottheorieën, extremisten die graag de show stelen, durft een grote groep gewone twijfelaars zijn nek niet meer uit te steken. Alleen aan de grens wordt geleerd, schrijft mijn vriend Alje Bosma. Zo is dat. Waar we onbekend terrein naderen, waar we het veilige bewoonde gebied moeten verlaten, op eieren lopen of het moeras van een belangrijke transitie ingaan, daar wordt geleerd. In de ‘Deep Democracy’-methode wordt gesteld dat we echt verder komen als de zorgen van de minderheid worden meegenomen in het besluit van de meerderheid. Dan heb je niet genoeg aan je winners-mentaliteit. Dan moet je luistervaardigheid en kwetsbaarheid laten zien. Als we dat verleren, moeten we nog een Corona-slachtoffer tellen, een patiënt die het al moeilijk had en aan onderliggende ziektes begon te lijden, een die al enige tijd tot de doelgroep behoort: de Tolerantie. Dan moeten we na deze crisis zeggen: Operatie geslaagd, patiënt overleden.

Peinzend staart K. in het vuur. We staren mee. Is er nog een antwoord nodig? Grillige ongrijpbare vlammen. Buiten ons. In ons.

Rien

Stilgezet

Het was stil in mij de afgelopen periode. Het gaf ruimte. Als een antwoord dat op zich laat wachten. Je aarzelt om je uit te spreken. Het is die communicatieve stilte die de coach kent. Soms, als je niets zegt, als je de ruimte tussen stimulus en respons oprekt, gebeurt het vanzelf. Dat is altijd beter. Te snelle antwoorden komen terecht in een niemandsland, vinden geen eigenaar, zweven als oud vuil rond in onze vergaderruimten.

Toen kreeg ik een boek van een supervisant. Het lag op mijn bureau en het bleef mijn aandacht trekken zonder dat ik iets had gelezen. De schrijfster, Judith Schalansky, ontwerpt haar boeken zelf. Dat zal vast de reden zijn waarom het daar maar bezielend lag te zijn. Het heet: inventaris van enkele verliezen. Haar taal dwingt mijn aandacht af. Ik moet trager lezen. Ik kan niet even scannen, niet even de boodschap er uit halen. Soms is haar taal zwaar en landerig, soms vurig en snel. Maar altijd is het bezield. Bezielde verhalen vragen om leesdiscipline, bereidheid om iemands wereld binnen te gaan, alsof je een statige oprijlaan betreedt en voorlopig even blijft.

In onze virtuele wereld is de taal een vluchtig gebruiksartikel geworden. Teksten gericht op kort genieten en snel begrijpen. Over dun ijs moet je snel schaatsen. Kortademige teksten die als brood in de zon staan te vergelen terwijl je ze consumeert. Nieuws buitelt over elkaar heen. Jachtig zoeken we naar de laatste update. Waar is de scoop die mij bovenaan de pagina zet? Wie leert mij zo schrijven dat ik niet voortijdig weg-geklikt word, dat ik geliked word, gedeeld… Want anders, als de algoritmes van google mij niet oppikken, word ik onvindbaar, afval, onderdeel van de trage stroom plastic soep van websites, flyers, columns die door de virtuele ruimte drijft.

Er gebeurde nog iets moois wat ik opeens met het bovenstaande in verband kan brengen. Mijn liefste gaf me een kunstwerk cadeau. Het is getiteld ‘open boek’ en het staat nu te pronken in mijn Werkplaats:

Als ik er binnenkom moet ik stilstaan en kijken. Dat is wat kunst met je doet: stilgezet worden en kijken. Het symbool drukt mijn verlangen uit. Ik herinnerde mij een gedicht dat ik vorig jaar schreef:

Woorden

Ons huis van woorden

Ik ken de weg hier

Blindelings

Laten we opruimen

Hier een hoopje dooddoeners

Daar een stapeltje oud en versteend

Een hoekje voor de oordelen

Als de gemeenplaatsen uitgestoft zijn

De stellingen verlaten

De open deuren achter ons dichtgesmeten

Gaan we weer sprakeloos op reis

Naar een oud en eenzaam kasteel

Waar woorden nog als huiden te drogen hangen

Liggen te rijpen in de wijnkelder

Woorden waarop gewacht kan worden

Waar de geur van de tijd in getrokken is

Trage woorden

Als goede wijn

Die langzaam naar ons hoofd stijgt

Rien van der Zeijden

De morele onderwereld en de morele bovenwereld

Het probleem met narcisten en met narcistische leiders in het bijzonder is dat zij heel slecht personen en gezags instanties boven zich verdragen. Ze willen ze juist controleren. Wat waar of niet waar is, wat waarschijnlijk of geldig is, dat komt bij hen van binnenuit, uit hun eigen geest, en niet van buiten, van de wetenschap, het recht, of gezaghebbende personen op een bepaald expertisegebied.
De gemiddelde mens laat zich op zijn eigen ideeën over de werkelijkheid, over zijn vermeende feiten wel corrigeren. Maar een narcist verdraagt het niet gecorrigeerd te worden want dat ervaart hij als de mindere zijn. Daarom is een narcist niet geïnteresseerd in de feiten, de waarheid en de expertise van anderen, tenzij die stroken met wat hijzelf denkt, dan zal hij er handig gebruik van maken om anderen mee te controleren, te manipuleren.

Kortom, de narcist luistert niet naar de waarheid buiten hemzelf, hij creëert de waarheid. Hij leeft niet met de feiten, hij maakt de feiten. Hij kent de regels maar maakt zijn eigen regels. Hij hoort het expertadvies maar geeft zelf zijn expertoordeel.

In die zin kan men niet zeggen dat een narcist liegt want voor liegen heb je een zeker benul nodig van wat waar, waarschijnlijk of geldig is, en het kost een leugenaar veel moeite en geslepenheid om dat juist te verbergen. Een narcist heeft daar geen last van, hij hoeft niks te verbergen want hij plaatst het hoogste gezag over wat waar, waarschijnlijk en geldig is binnen zichzelf. Het is een gesloten denksysteem, dat is de aard en de dynamiek van zijn persoonlijkheidsstoornis.

Daarom zitten mi. de media en allerlei deskundigen op een verkeerd spoor als zij een narcistisch leider (bv. Trump) confronteren met zijn onzin en hem turven op het aantal leugens per week. Zoiets helpt niet want bij een dergelijke insteek gaat men ervan uit dat zoiets een corrigerende werking heeft op de narcist, of op zijn minst op zijn directe omgeving. Een narcist heeft van die kritiek weinig last, het moedigt hem alleen maar aan nog harder van leer te trekken.
En als zijn directe omgeving, zijn ‘adviseurs’, hem proberen te corrigeren vervangt hij ze door ‘betere adviseurs’ die bereid zijn ‘het beleid’ te ondersteunen. Een beleid dat overigens meestal chaotisch is omdat de binnenwereld van de narcist chaotisch is, stuurloos, vooral omdat hij geen morele regels en kompas heeft om zich in de wereld mee te oriënteren.

Het probleem is dus nooit de narcistisch leider zelf die at random gevaarlijke brokken maakt, hij is onbereikbaar, oncorrigeerbaar. Je verspilt je tijd met de hoop dat het op den duur wel beter zal gaan of dat hij nog in zijn werk moet groeien. Maar een narcist groeit niet want je groeit door het maken van fouten, door trial en error, en de narcist maakt nooit fouten. Nee, het probleem zit bij degenen die hem in het zadel zetten (nou ja, je kunt je es vergissen als sollicitatiecie.) maar vooral bij degenen die hem in het zadel houden.

Kortom, als je tegenwicht wil geven aan een narcistisch leider, richt je pijlen dan niet op hem maar op de moraliteit van zijn directe medestanders. Maak hen ten volle verantwoordelijk voor de brokken die hun narcistische leider maakt. In de VS, en daarmee in de hele wereld, zijn de brokken die de White House staf, de Republikeinse Partij en hun lobbyisten maken meer dan overduidelijk. En dichterbij: richt je pijlen op de personen in Raden van Toezicht, de Raden van commissarissen, de Ondernemingsraden, De Raad voor de journalistiek, etc. Niet op narcistische CEO’s, Hoofdbestuurders, Partijleiders, etc.
De vermenging van de morele bovenwereld met de morele onderwereld van leiders met een narcistische (en psychopathische) persoonlijkheid, en dat zijn er in de geschiedenis van de politieke, financiële, militaire en religieuze wereld nogal wat, die vermenging is misschien wel het grootste, rampzalige gevaar voor de democratie.

Chris Koopmans