Column 15: Voorzichtig, breekbaar!

Er wordt heel wat afgefilosofeerd, gediscussieerd, – geschreven, -getobt en –gezeurd over ons parlementair democratisch systeem. Dat mag ook best: het is er belangrijk genoeg voor. Mondiaal gezien is het een schaars goed dan wel een jong en teer plantje.

Wij kunnen bij verkiezingen vrijuit en onbespied uit een scala van politieke programma’s kiezen, we hebben een kieswet die nog dikker is dan de grondwet zelf en die garandeert dat het eerlijk toegaat – dat zit allemaal wel snor tot en met de kwaliteit van het rode potlood.

Maar dit alles gaat er wel stilzwijgend van uit dat er partijen zijn. Dat zijn verenigingen van mensen die goeddeels hetzelfde willen met de samenleving, die beginsel- en actieprogramma’s maken, geschikte mensen zoeken om kandidaat te stellen en die dat hele circus verder regelen. Dat doen vrijwilligers. Zeg maar: de mantelzorgers van onze democratie.

Daar zit wel de Achillespees. Want functioneren die clubs nog wel? Hoe representatief zijn ze? Er zijn er bij die je niet zou oprichten als ze er niet al waren; er zijn er ook bij waarvan je je afvraagt of ze zich niet wat slordig melden als “Politieke Partij” omdat niet direct helder is wat ze nu eigenlijk toevoegen en namens wie.

Er zijn maar weinig burgers lid van een politieke partij. Bij gemeentelijke verkiezingen spelen lokale partijen, zich profilerend met een enkel item een flinke rol. Andere methoden van raadpleging van de burgers komen op: directe democratie, waarbij niet de volksvertegenwoordiging, maar de massaliteit van kiezers besluiten neemt op ja/nee vragen. Er loopt nu zelfs een grapjas rond die wel vier keer per jaar referenda zou willen houden. Dat kon wel eens heel anders door de burger worden beleefd. Die moet voor gemeente, provincie, waterschap, parlement en Europa toch al vijf keer in vier jaar opdraven –nog afgezien van tussentijdse extra verkiezingen bij een crisis. Als daar nog allerlei referenda bijkomen konden “hardwerkende” kiezers wel eens zeggen: jongens, we geven jullie 1x per 4 jaar mandaat en jullie doen verder je best maar. Wij komen niet voor ieder akkevietje opdraven. Daar hebben we jullie voor ingehuurd. Wij blijven niet aan de gang. “Kiesmoeheid” heet dat en tenslotte blijven burgers meer en meer weg bij “echte” verkiezingen.

Bij de laatste twee referenda (over Ukraïne en Brexit) merkte de kiezer al gauw dat je in de politiek meer smaken nodig hebt dan ja en nee. Velen kregen achteraf pas scherp waar ze precies voor of tegen waren geweest.

In het streven burgers rechtstreeks bij de politieke besluitvorming te bereiken is ook de “lottocratie” bepleit – een systeem waarbij loting bepaalt welke burgers deelnemen aan de besluitvorming.

Het is goed om naast het kiesrecht methoden te ontwikkelen om bij de voorbereiding of uitvoering van het beleid uit te vogelen wat de burgers belangrijk vinden. Er is van alles op die markt: Inspraakavonden, adviesraden, wijkpanels, buurtonderzoek, open huizen, internetpanels, en professioneel marktonderzoek.

Als maar helder is wat besluitvorming is en wat raadpleging. Zodra iemand iets over mij besluit wil ik hem namelijk verantwoording kunnen vragen. Dat is de kern van de democratie: geen macht zonder verantwoording.

Het lijkt me namelijk geen geslaagd idee dat de cassiere van mijn buurtsuper (een hele goede overigens) de ratificatie van internationale verdragen voorgelegd krijgt. En als ik mijn auto naar de garage breng voor een reparatie, heb ik ook liever niet dat degene die hem gaat repareren bij loting uit het personeel wordt aangewezen: voor een veilige bestuurbaarheid van mijn auto heb ik liever een ervaren monteur dan een prima boekhouder. Dat geldt evenzo voor de bestuurbaarheid van mijn gemeente. Ieder zijn vak.

Pimp the good old inspraak maar. Die kan best beter. Maar tast ons –nog oudere- stelsel van democratische verantwoordelijkheden niet aan. Die is daar te belangrijk voor.

Hartkamp