Column 12: Wij weten plaats noch tijd

Hans Koppen

Ik citeer uit de Bijbel, uit de Openbaringen van Johannes:

‘En ik zag, toen Hij het zesde zegel opende, en daar geschiedde een grote aardbeving en de zon werd zwart als een haren zak en de maan werd geheel als bloed. En de sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgenboom zijn wintervijgen laat vallen wanneer hij door een harde wind geschud wordt. En de hemel week terug als een boekrol die wordt opgerold, en alle berg en eiland werd van zijn plaats gerukt. En de koningen der aarde, en de groten, en de oversten over duizend, en de rijken, en de machtigen, en iedere slaaf en vrije verborgen zich in de holen en de rotsen der bergen; en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de toorn van het Lam; want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan dan bestaan?’ (6:12 -17).

‘En aldus zag ik in dit gezicht de paarden en hen die erop gezeten waren: zij hadden rossige en blauwe en zwavelkleurige harnassen, en de koppen der paarden waren als leeuwenkoppen, en uit hun bek kwam vuur en rook en zwavel. Door deze drie plagen werd het derde deel van de mensen gedood: door het vuur en de rook en de zwavel die uit hun bek kwamen.’(Openb. 9:17– 19).

Wat een grandioze taal, naar literaire stijl én onderwerp! De Bijbel is niet zuinig met dood en sterven, en de plaatsen waar de dood in de Bijbel zijn opwachting maakt zijn legio. Goed te lokaliseren zijn De Rode Zee waarin duizenden Egyptenaren verdronken (Exodus 13:17-14:31), Golgotha, de plek waar Jezus stierf (Marcus 15: 22-23), de van de kaart geveegde steden Sodom en Gomorra (Genesis 18:16-19:29), Bethlehem waar de kindermoord plaatsvond (Mattheus 2:16), en zo zijn er nog véél meer plekken aan te wijzen. Maar in de letterlijk apocalyptische passages van Johannes hierboven, vol duistere doem en dreiging, zijn plaats en tijd van de dood onbepaald. Iedereen, ook u en ik, kunnen door vuur, rook en zwavel geraakt worden. En dát maakt voor ons de dood nog ongewisser. Wannéér wij hem zullen ontmoeten weten we niet, en wáár ook niet. De dood zal ons overvallen als een dief in de nacht. Schuilen, diep in de aarde, zal ons niet helpen. Ontlopen evenmin.

Of we alleen sterven, of met velen tegelijk – op ieder moment van de dag immers galopperen er paarden met leeuwenkoppen, en rampen zijn van alle tijden – dat is eigenlijk niet zo van belang. Omdat de dood kan toeslaan waar en wanneer die wil, en wij dat weten, kan iedere plek op aarde voor ons tot een plek des doods worden. Zo bezien draagt dan ook iedere plaats in de Bijbel een verwijzing in zich naar wat ons stervelingen te wachten staat. Memento mori! Gedenk te sterven!

Zoals gezegd, wij mensen hebben weet van onze sterfelijkheid. Daarin onderscheiden wij ons van het dier en van ieder ander organisme. Wie materialist is, zal niet snel in enige vorm van onsterfelijkheid geloven. Wie echter het wezenlijke van de mens in de geest of in de samenhang van lichaam en ziel ziet, zal eerder geneigd zijn een vorm van voortbestaan na onze dood te veronderstellen. Op basis van die laatste overtuiging kunnen we plaats en tijd van de dood ook vanuit andere ‘denktradities’ bekijken.

Theologisch bijvoorbeeld: de dood staat dan voor de verstoring, wellicht zelfs verbreking, van de relatie tussen de mens en zijn Schepper. De plaats van de dood is dan de plek waar die fundamentele breuk plaatsvond. Ik denk, waar het de gehele mensheid betreft, hierbij aan de uitdrijving uit het Paradijs, gelegen ergens in Eden in het ‘Oosten’ of aan de Zondvloed. Talloos zijn de plekken in de Bijbel waar de mens als individu brak met zijn God, en dus tot een living-dead werd. Denk bijvoorbeeld aan het verhaal van Kaïn en Abel, de eerste moord van de mensheid of aan het verraad van Judas in de hof van Gethsemané.

Of wat te denken van de plaats van de dood in de Joodse traditie, niet alleen omdat mateloos lijden en sterven op zo bijzondere wijze met dat volk verbonden zijn, maar ook omdat men de dood in het Joodse geloof belangrijk acht waardoor die omgeven is met symbolen en rituele handelingen die alle hun plek hebben en die tot het einde der tijden moeten hebben. Joodse graven mogen, bijvoorbeeld, nooit geruimd worden en het Kaddish, het gebed van de rouwenden, is een van de belangrijkste gebeden van het jodendom.

We kunnen de dood ook benaderen vanuit de filosofie. Sinds Plato is het probleem van de (on)sterfelijkheid van de ziel een enorme impuls geweest voor het wijsgerig denken, niet alleen over de dood maar ook over de zin van het leven. Niet voor niets spreken we van de Joods-Hellenistische denktraditie als we het hebben over het fundament onder onze ideeën over het Goede en het Kwade, over de waarde van het leven Hier en Nu, en over onze sterfelijkheid. Gelukkig is reflecteren over dood en leven plaats-, noch tijdgebonden. Het lijkt mij een mooi en rijk onderwerp voor het Filosofisch Café Sneek.

Hans Koppen