Ethisch consumeren

Door: Chris Koopmans

Ethisch consumeren is minder of niet kopen. U weet wel, consuminderen: minder vlees, schoenen, shirtjes, tropisch hardhout, vliegvacanties, etc. en meer gerecyclede spullen, Fair Trade koffie en ‘eerlijke’ noten en sinaasappelen, etc. Van die dingen die ook de magere derdewereld boeren, Sweatshop Bangladesh-vrouwen, Indiase vuinisbergkinderend sparen, plus hun vissen, vogels en bossen. En als de Big-Companies dan ook nog meedoen, dan gaan we in de goeie richting om de planeet te redden.

Wat een onzin, consuminderen, dat gaat niet gebeuren. Ethisch consumeren is een sympathieke gedachte die in de vnl. Westerse wereld voorkomt, onder een kleine high class bevolkingsgroep, en onder een nog minisculere groep minimalisten. Ze zijn zich zeer bewust van de kwetsbaarheid van de wereld direct om hen heen en bewust van het grotere perspectief van de gekwelde aardbol.
Maar 99% van de westerse bevolking leeft er niet naar. En daarbuiten al helemaal niet. Ook de Big-Companies niet, ondanks de dure incompany cursus ‘ethisch ondernemen’. Ze zijn op zijn best wat groener geworden maar die groenheid lijkt over het algemeen meer op een reclamebord dan dat je veel groen terugvindt in hun businessmodel.

Er zijn honderd redenen te noemen waarom ethisch consumeren en ethisch ondernemen niet van de grond komen. Redenen die te maken hebben met onze groei-economische ideologieeën, ons geopolitieke systeem, ons blind geloof in technologische oplossingen, ons individualistische waarden/normensysteem en de zelfverslavende werking van ons brein. Groen produceren en consumeren raakt in essentie aan het probleem dat de politieke instrumentalisten van het wereldorkest niet dezelfde ethische partituur spelen. Het is een Jostiband.
Dat zal allemaal wel, zal u zeggen, maar wat ondertussen onafwendbaar doorgaat is de ontbossing, de lucht-, zee- en grondvervuiling, het uitsterven van grote zoogdieren tot kleine bio-organismen, van complete ecosystemen op wereldschaal. Alle weldenkende mensen en scherpdenkende experts/wetenschappers zullen het er over eens zijn dat er een mondiale, radicale en fundamentele aanpak nodig is om een dystopische toekomst te vermijden. Niet een westers deltaplan maar wereldwijd… duizend deltaplannen! En ethisch consumeren/produceren speelt daarbij een centrale rol.

Maar wat mogen we dan verwachten van overheden, van boven af? Of van onderaf, van het volk?
Van de weinige echte democratieën* in de westerse wereld valt weinig te verwachten omdat ze door hun aard altijd met belangenpartijen moeten polderen om te kunnen bestaan. Daadkrachtige, fundamentele, ethische gedragsveranderingen kunnen ze bij producenten en consumenten nauwelijks teweeg brengen. Sinds de Club van Rome (1972) is er door democratieën wel een maatschappelijk milieubewustzijn gecreeerd maar geen breed en diep doorvoeld burgerbewustzijn dat tot relevante gedragsverandering heeft geleid.
Van de landen die zich een democratie noemen, maar dat in staatsrechtelijke en parlementaire zin beslist niet zijn, hoeft men nog minder te verwachten. Laat staan van de autocratieën, oligarchieën, theocratieën en andere kleptocratieën.

Kan men van de burger zelf, van onderaf, een ethische gedragsverandering** verwachten? Het coronatijdperk is misschien niet een goed voorbeeld maar het laat wel zien dat de burger gedragsbeperkingen uit innerlijke of afgedwongen solidariteit niet lang volhoudt, ook al krijgt ze dagelijks de cijfers van besmettingsgraad en het aantal directe en indirecte doden voor de neus. Zelfs een botsing met deze harde realiteit van dood en verderf zet niet aan tot gedragsverandering, zoals het dat ook niet doet bij het zien van dierenleed in varkens-, kippen-, runder-, en nertsfabrieken. Ecologische oorlogsmisdaden zou men ze kunnen noemen. De wereldburger wil wel zijn waarden behouden (vrijheid, gelijkheid en broederschap zeg maar) maar niet de zelfopoffering die bij alle waarden altijd is ingebouwd: gedragsbeperking, matiging, versobering. De burger zal zijn bereikte staat van welzijn niet willen opgeven, en er desnoods oorlog voor willen voeren.
Bovendien: systemen zijn altijd sterker dan individuen. De uitzondering daarop zijn revoluties waarbij burgers de politieke en economische orde omver halen en een systeemswitch veroorzaken die met geleidelijkheid, compromis en samenwerking niet bereikt had kunnen worden (de Franse, Russische, Duitse, Aziatische en twee Amerikaanse revoluties zijn er een voorbeeld van, ten goede en ten kwade). Van ‘consumentenrevoluties’ heeft nog niemand ooit gehoord.

Is er een uitweg? Nee. De afgelopen 50 jaar milieubewustzijn en de decennia lange kritiek op de groei-economische ideologie heeft nauwelijks iets opgeleverd ten gunste van milieubehoud, biodiversiteit, klimaatbehoud, etc. Het heeft ons rijker en gezonder gemaakt, zeker, maar dat keert zich nu wel tegen ons. Rijker aan wat, vraag je je af. Aan spullen? En gezonder? In de top drie van doodsoorzaken staan leefstijlziektes: cardiovasculaire ziektes, kanker, longziektes, en tel daar maar bij op: diabetes-, obesitas-, alcohol- en drugsgerelateerde aandoeningen, verkeersongelukken, e.a.

Is er een uitweg? Nee. Tenzij we een diep emotioneel besef ontwikkelen (en dat vooral ook dagelijks aan onze kinderen overdragen), en bij alles wat we kopen bedenken… dat Genoeg wel Genoeg is.

*Volgens de ‘Democracy Index van de Economist Intelligence Unit’ leeft in 165 landen slechts 5% van de bevolking in een sterke democratie.

** ‘De Mythe van de groene consument’, J.Tielbeke, De Groene, 24-06-20, nr. 26.

De wereld sleept zich voort met algoritmen

De wereld sleept zich voort. Corona en Trump en de val van het kabinet staan in de top 3 van de gespreksonderwerpen. Verkoopt goed bij de berichtgevers. Niet die kleine maar hoogst alarmerende klimaatberichtjes*, want dat verkoopt niet goed, want ‘dat weten we nou wel’.

Er is geen filosoof en wetenschapper te vinden die het klimaatprobleem niet op nr.1 van urgente wereldproblemen zet. Niet de urgentie van de alledaagse mens maar van de mensheid. En ze hebben plausibele verklaringen waarom dat wegkijken aan de orde van de dag is. Eigenlijk is dat blinde wegkijken nr.1 zou je kunnen zeggen.

Een van de meest aantrekkelijke verklaringen is dat ons paleolithische brein allang niet meer spoort met het leven in een moderne democratie, met de allesdoordringende technologie in het dagelijks leven. En zeker niet met een dijkdoorbraak aan informatie waarop de meeste breinen niet veel anders reageren dan met emotie, intuïtie of wegkijken.

Dat paleolithische brein bestaat al honderdduizenden jaren. Het stamt uit de tijd dat we nog jagers/verzamelaars waren. Het is afgestemd op een kleine groep, niet groter dan ten hoogste 150 mensen (het zgn. Dunbar-getal) die elkaar kenden en die daardoor op grond van wederzijds vertrouwen zich konden organiseren, wat geen enkel ander zoogdier op die schaal kan. Daar lag onze grote overlevingskracht, samenwerking, het doorslaande succes van de mens. Die samenwerking had noodzakelijkerwijs een democratische vorm, niks geen filosofisch ideaal. Te grote individuele eigenbelangen nastreven (het meeste voedsel, gezondste vrouwen, beste wapens opeisen) vormde een onmiddelijk overlevingsgevaar voor de groep. Je kon nog zo intelligent, competent of fysiek sterk zijn, zodra je het zou uitbuiten veroorzaak je jaloezie, wantrouwen en een weerzin tegen samenwerking. Kortom een scheuring in het sociale weefsel, dat honger, burgeroorlog, dus je eigen ondergang veroorzaakt. Totalitaire leiders en totalitaire bestuurssystemen konden domweg niet bestaan. Een dergelijke oerdemocratie heeft ook sinds wij landbouwers zijn geworden (20.000 jaar geleden) tot voor kort (250 jaar) nooit meer bestaan, behalve een slap aftreksel ervan in kleine stadsstaatjes (zelfs het stadstaatje Athene had geen democratisch rechtssysteem). Omgekeerd, de grote totalitaire konink- en keizerrijken hebben ook niet echt bestaan, want hun macht reikte nooit verder dan hun legers en belastingophalers konden lopen. Daarbuiten waren het de stammen en kleine heersers die de dienst uitmaakten en onderling permanent oorlog voerden om jacht/voedselgebieden, soms in samenwerking tegen de grote koning/keizergod als die het te bont maakte.

Enfin, ik vertel u waarschijnlijk niets nieuws, dit zijn de inzichten van historici, antropologen, archeologen, e.a. Mooi samengevat in het werk van de briljante historicus Y.N. Harari. U weet wel: Sapiens, Homo Deus, Twenty lessons for the 20th century.

Je zit er waarschijnlijk niet ver naast als je zou zeggen dat zowel de moderne parlementaire democratieën (het zijn er feite maar 20, de rest heeft de schijnvertoning ervan) als de totalitaire staten de laatste vijftig jaar niet meer opgewassen zijn tegen de snelle veranderingen van hun habitat. Beide bestuursvormen vechten tegen hun nationale verdeeldheid over issues als klasse, welvaartsverdeling, ras en gender, precies die zaken waar de jager/verzamelaar weinig last van had. 

Waar de jager/verzamelaar ook weinig last van had was de snelle invloed van technologie op zijn samenleving. Niet alleen in praktische, dagelijkse zin maar vooral in filosofische zin. Onze moderne technologie tast vrijwel alle westerse waarden/normen aan. Vrijheid van meningsuiting, gelijkheid voor de wet, bescherming van het individu, splitsing van de drie oorspronkelijke machten, onafhankelijkheid  van media, ze bezwijken bijna onder de druk van de vierde macht en vijfde macht: de mainstream- en social-media en de Big-tech informatiebeheerders en techniekontwikkelaars. De totalitaire staten (China, N-Korea, Rusland, Saoedi-Arabië, Turkije, etc.) gebruiken cybertechnologie om de individuele burger op te sporen en te disciplineren, tegelijk met het onderdrukken van de reguliere en de social-media. De democratieën vechten omgekeerd, tegen het misbruik van cybertechnologie die hun bestaan ondermijnen. De gespannen verhouding tussen democratische en totalitaire staten hoeft niet meer beslecht te worden met conventionele oorlogen, want de cyberoorlog is een goedkoop middel om invloed uit te oefenen op het stemgedrag, de staatsinstituten, de energievoorzieningen, de industrie, e.d. van ‘de vijand’. Harari wijst erop dat b.v. veiligheidsdiensten aan beide zijden meer baat hebben bij geavanceerde AI met specifieke algoritmes dan bij een omvangrijk netwerk van gewone ‘straatspionnen’ die achter de deur van een burger kijken. Algoritmes worden langzaam aan de baas, ze vormen het hoogste gezag waarop politici en autocraten gaan vertrouwen en sturen (is de hele toeslagenaffaire, het opsporen van fraudeurs d.m.v. algoritmische belastingdienstprogramma’s, niet een microvoorbeeld?). Eigenlijk is het nog erger, machthebbers kunnen zelfs hun eigen veiligheidsdiensten privé laten hacken om erachter te komen of hun positie niet door binnenlandse vertrouwelingen ondermijnd wordt. Oftewel: de hacker van hackers heeft het hoogste gezag en de meeste invloed op de machtshebber(s)! Historisch gezien: niet de Almachtige God, de Verlichte Mens, het AI-algoritme maar de ‘metahacker’ heeft het meeste gezag.

Terug naar ons paleolithische brein. Dat brein kan deze ontwikkelingen helemaal niet aan. Het is niet gebouwd om deze informatie-overkill aan complexe werkelijkheid en deze hypercomplexe cybertechnologie te begrijpen. Dat brein heeft nog steeds hele ‘simpele genetische en culturele algoritmen’ ingebouwd die allereerst afgestemd zijn op het ‘snelle, intuïtieve, reflexmatige denken’ (Khaneman**) dat nodig is om overkill, innerlijke chaos, oftewel overlevingsgevaar af te wenden. Ook het ‘trage, reflexsieve, berekenende denken’ heeft niet om de capaciteit de complexiteit van de ontstane werkelijkheid van deze tijd te omvatten. 

Harari’s idee, en met hem dat van vele andere wetenschappers, is dat zowel democratische en totalitaire staten gaan vastlopen op deze ontwikkelde (en van elkaar gestolen) technologie die nog maar in de kinderschoenen staat. Het voordeel van democratieën is dat zij een veel groter aanpassingsvermogen hebben om complexe problemen op te lossen dan de starre autocratieën. Democratieën kunnen zichzelf heruitvinden, herdefiniëren, op een andere filosofische leest schoeien. Totalitaire staten missen die flexibiliteit omdat bij hen de dynamiek van het vrije denken ontbreekt.

Ondertussen blijft het oppassen voor complotwappies en populisten en hun narcistisch/gepsychopatiseerde leiders, waar ook ter wereld, die het ook allemaal niet begrijpen en dus met simplistische verklaringen en simplistische oplossingen komen (en het Museumplein opgaan***). En thuis zitten wegkijken naar Netflix zou al helemaal rampzalig zijn. 

 * B.v. zeer alarmerende klimaatberichten van het Internationaal Klimaatpanel (IPPC), dat rapporteert aan de VN, en   daartoe 6000 recente onderzoeken heeft samengevat (2020).

** ‘Ons feilbare denken, (Thinking, fast and slow)’, Daniel Kahneman (2011). Houder van de Nobelprijs voor Economie 2002. Wellicht de belangrijkste psycholoog ter wereld.

*** Zie het 90 min. durende YouTubeverslag van NH-Nieuws op het Museumplein (‘ik ben verdomme arts….ze zijn hier in dit land bezig mensen te vermoorden met vaccins….tweede wereldoorlog….er ligt niemand op de IC’s….de artsen faken alles, die krijgen voor iedere patient 20.000 euro’).

Chris Koopmans

(Klinisch psycholoog en enthousiast bezoeker van het Filosofisch Café)

Operatie geslaagd

We zitten rond een vuur in de boomgaard. Een paar oude stoelen en boomstronken, wat slordig gestapelde stenen om het oplaaiende vuur te bedwingen. Het is kerstavond. Het aantal erfgenoten dat in de vlammen staart (6) is eigenlijk net te groot. Ik moet denken aan het grappige appje dat ik vandaag kreeg waarbij de drie wijzen uit het Oosten op de stal van Bethlehem aflopen. Een van hen zegt: Remember if anyone there asks… We’re all from one houshold! Iemand vult de mokken met chocolademelk. Een uur daarvoor regende het nog pijpestelen. Bijna hadden we het afgezegd. Nu trekt de avondlucht open terwijl de bomen nog na druipen. Jupiter en Saturnus zouden in een lijn staan maar we kunnen de kerstster niet vinden tussen de onrustig wegtrekkende wolken. Een dag hiervoor had ik een filmpje rondgestuurd bij de bewoners van ons erf. Er werd uitgelegd hoe vaccinatie werkte en waarom het nodig was.

‘Ik vond het niet overtuigend.’ C. staart in het vuur. ‘Andere filmpjes beweren het tegendeel. Het grootste deel van de gezondheidswetenschappers en onderzoekers wordt gesponsord door een farmaceut.’ Hij begint een verhaal over de risico van vaccins. Bovendien vertrouwt hij de snelheid waarmee nu wordt gewerkt niet. ‘Ik ben voor,’ zegt A. ‘Wees blij dat het zo snel gaat. Er was geen tijd te verliezen en de hele wereld is er mee bezig. Daarom.’

Terwijl de Glühwein wordt neergezet, ontspint zich het borrelgesprek. Een borrelgesprek is een gesprek met snelle standpunten waarbij niemand in staat is elkaars argumenten te checken op validiteit. Meestal is er te weinig tijd met als gevolg een korte meningendans gevolgd door de opmerking dat ieder zijn eigen waarheid heeft. Bij ons lijkt het drie tegen drie te worden. En toch loopt het vanavond anders. De passie van het standpunt houdt gelijke voet met de wens om in verbinding te blijven. Het komt ook omdat K. er bij is. K. staart zwijgend in het vuur. Af en toe wordt er een blik zijn richting uit gestuurd. Hij heeft dit jaar zijn schoonzoon verloren aan Corona. Een aangrijpend verhaal dat ons bij de strot heeft gegrepen. Het valt stil als C. na een tijdje zich tot K. richt: ‘Hoe is het voor jou om in de situatie van je schoonzoon mijn mening te horen?’ We halen diep adem als de empathie plaatsneemt rond het vuur.

Vergis ik mij of is in Corona tijd het media- en meningenlandschap steeds eenvormiger geworden? In de urgentie van de virusbestrijding zijn er alleen nog maar influencers aan tafel overgebleven. Het open gesprek is het eerste slachtoffer van Corona geworden. En ook al heb ik mij vanaf het begin achter de RIVM-richtlijnen gesteld, ik voel me ongemakkelijk bij het winnaar/verliezer frame waarin de op potten en pannen slaande Wappie wordt weggezet. In mijn eigen vriendenkring bestaan ze, niks aan de hand met die mensen. Met wat humor krijgen we het gesprek best op gang. Intolerantie is een sluipend virus. Terwijl we ons kapot ergeren aan bizarre complottheorieën, extremisten die graag de show stelen, durft een grote groep gewone twijfelaars zijn nek niet meer uit te steken. Alleen aan de grens wordt geleerd, schrijft mijn vriend Alje Bosma. Zo is dat. Waar we onbekend terrein naderen, waar we het veilige bewoonde gebied moeten verlaten, op eieren lopen of het moeras van een belangrijke transitie ingaan, daar wordt geleerd. In de ‘Deep Democracy’-methode wordt gesteld dat we echt verder komen als de zorgen van de minderheid worden meegenomen in het besluit van de meerderheid. Dan heb je niet genoeg aan je winners-mentaliteit. Dan moet je luistervaardigheid en kwetsbaarheid laten zien. Als we dat verleren, moeten we nog een Corona-slachtoffer tellen, een patiënt die het al moeilijk had en aan onderliggende ziektes begon te lijden, een die al enige tijd tot de doelgroep behoort: de Tolerantie. Dan moeten we na deze crisis zeggen: Operatie geslaagd, patiënt overleden.

Peinzend staart K. in het vuur. We staren mee. Is er nog een antwoord nodig? Grillige ongrijpbare vlammen. Buiten ons. In ons.

Rien

Stilgezet

Het was stil in mij de afgelopen periode. Het gaf ruimte. Als een antwoord dat op zich laat wachten. Je aarzelt om je uit te spreken. Het is die communicatieve stilte die de coach kent. Soms, als je niets zegt, als je de ruimte tussen stimulus en respons oprekt, gebeurt het vanzelf. Dat is altijd beter. Te snelle antwoorden komen terecht in een niemandsland, vinden geen eigenaar, zweven als oud vuil rond in onze vergaderruimten.

Toen kreeg ik een boek van een supervisant. Het lag op mijn bureau en het bleef mijn aandacht trekken zonder dat ik iets had gelezen. De schrijfster, Judith Schalansky, ontwerpt haar boeken zelf. Dat zal vast de reden zijn waarom het daar maar bezielend lag te zijn. Het heet: inventaris van enkele verliezen. Haar taal dwingt mijn aandacht af. Ik moet trager lezen. Ik kan niet even scannen, niet even de boodschap er uit halen. Soms is haar taal zwaar en landerig, soms vurig en snel. Maar altijd is het bezield. Bezielde verhalen vragen om leesdiscipline, bereidheid om iemands wereld binnen te gaan, alsof je een statige oprijlaan betreedt en voorlopig even blijft.

In onze virtuele wereld is de taal een vluchtig gebruiksartikel geworden. Teksten gericht op kort genieten en snel begrijpen. Over dun ijs moet je snel schaatsen. Kortademige teksten die als brood in de zon staan te vergelen terwijl je ze consumeert. Nieuws buitelt over elkaar heen. Jachtig zoeken we naar de laatste update. Waar is de scoop die mij bovenaan de pagina zet? Wie leert mij zo schrijven dat ik niet voortijdig weg-geklikt word, dat ik geliked word, gedeeld… Want anders, als de algoritmes van google mij niet oppikken, word ik onvindbaar, afval, onderdeel van de trage stroom plastic soep van websites, flyers, columns die door de virtuele ruimte drijft.

Er gebeurde nog iets moois wat ik opeens met het bovenstaande in verband kan brengen. Mijn liefste gaf me een kunstwerk cadeau. Het is getiteld ‘open boek’ en het staat nu te pronken in mijn Werkplaats:

Als ik er binnenkom moet ik stilstaan en kijken. Dat is wat kunst met je doet: stilgezet worden en kijken. Het symbool drukt mijn verlangen uit. Ik herinnerde mij een gedicht dat ik vorig jaar schreef:

Woorden

Ons huis van woorden

Ik ken de weg hier

Blindelings

Laten we opruimen

Hier een hoopje dooddoeners

Daar een stapeltje oud en versteend

Een hoekje voor de oordelen

Als de gemeenplaatsen uitgestoft zijn

De stellingen verlaten

De open deuren achter ons dichtgesmeten

Gaan we weer sprakeloos op reis

Naar een oud en eenzaam kasteel

Waar woorden nog als huiden te drogen hangen

Liggen te rijpen in de wijnkelder

Woorden waarop gewacht kan worden

Waar de geur van de tijd in getrokken is

Trage woorden

Als goede wijn

Die langzaam naar ons hoofd stijgt

Rien van der Zeijden

De morele onderwereld en de morele bovenwereld

Het probleem met narcisten en met narcistische leiders in het bijzonder is dat zij heel slecht personen en gezags instanties boven zich verdragen. Ze willen ze juist controleren. Wat waar of niet waar is, wat waarschijnlijk of geldig is, dat komt bij hen van binnenuit, uit hun eigen geest, en niet van buiten, van de wetenschap, het recht, of gezaghebbende personen op een bepaald expertisegebied.
De gemiddelde mens laat zich op zijn eigen ideeën over de werkelijkheid, over zijn vermeende feiten wel corrigeren. Maar een narcist verdraagt het niet gecorrigeerd te worden want dat ervaart hij als de mindere zijn. Daarom is een narcist niet geïnteresseerd in de feiten, de waarheid en de expertise van anderen, tenzij die stroken met wat hijzelf denkt, dan zal hij er handig gebruik van maken om anderen mee te controleren, te manipuleren.

Kortom, de narcist luistert niet naar de waarheid buiten hemzelf, hij creëert de waarheid. Hij leeft niet met de feiten, hij maakt de feiten. Hij kent de regels maar maakt zijn eigen regels. Hij hoort het expertadvies maar geeft zelf zijn expertoordeel.

In die zin kan men niet zeggen dat een narcist liegt want voor liegen heb je een zeker benul nodig van wat waar, waarschijnlijk of geldig is, en het kost een leugenaar veel moeite en geslepenheid om dat juist te verbergen. Een narcist heeft daar geen last van, hij hoeft niks te verbergen want hij plaatst het hoogste gezag over wat waar, waarschijnlijk en geldig is binnen zichzelf. Het is een gesloten denksysteem, dat is de aard en de dynamiek van zijn persoonlijkheidsstoornis.

Daarom zitten mi. de media en allerlei deskundigen op een verkeerd spoor als zij een narcistisch leider (bv. Trump) confronteren met zijn onzin en hem turven op het aantal leugens per week. Zoiets helpt niet want bij een dergelijke insteek gaat men ervan uit dat zoiets een corrigerende werking heeft op de narcist, of op zijn minst op zijn directe omgeving. Een narcist heeft van die kritiek weinig last, het moedigt hem alleen maar aan nog harder van leer te trekken.
En als zijn directe omgeving, zijn ‘adviseurs’, hem proberen te corrigeren vervangt hij ze door ‘betere adviseurs’ die bereid zijn ‘het beleid’ te ondersteunen. Een beleid dat overigens meestal chaotisch is omdat de binnenwereld van de narcist chaotisch is, stuurloos, vooral omdat hij geen morele regels en kompas heeft om zich in de wereld mee te oriënteren.

Het probleem is dus nooit de narcistisch leider zelf die at random gevaarlijke brokken maakt, hij is onbereikbaar, oncorrigeerbaar. Je verspilt je tijd met de hoop dat het op den duur wel beter zal gaan of dat hij nog in zijn werk moet groeien. Maar een narcist groeit niet want je groeit door het maken van fouten, door trial en error, en de narcist maakt nooit fouten. Nee, het probleem zit bij degenen die hem in het zadel zetten (nou ja, je kunt je es vergissen als sollicitatiecie.) maar vooral bij degenen die hem in het zadel houden.

Kortom, als je tegenwicht wil geven aan een narcistisch leider, richt je pijlen dan niet op hem maar op de moraliteit van zijn directe medestanders. Maak hen ten volle verantwoordelijk voor de brokken die hun narcistische leider maakt. In de VS, en daarmee in de hele wereld, zijn de brokken die de White House staf, de Republikeinse Partij en hun lobbyisten maken meer dan overduidelijk. En dichterbij: richt je pijlen op de personen in Raden van Toezicht, de Raden van commissarissen, de Ondernemingsraden, De Raad voor de journalistiek, etc. Niet op narcistische CEO’s, Hoofdbestuurders, Partijleiders, etc.
De vermenging van de morele bovenwereld met de morele onderwereld van leiders met een narcistische (en psychopathische) persoonlijkheid, en dat zijn er in de geschiedenis van de politieke, financiële, militaire en religieuze wereld nogal wat, die vermenging is misschien wel het grootste, rampzalige gevaar voor de democratie.

Chris Koopmans

Het begrip waarheid heeft nu wel zijn langste tijd gehad.

Het begrip Waarheid heeft nu wel zijn langste tijd gehad. Het is zwaar verouderd omdat de Waarheid een veel te complex begrip is geworden, omdat de wereld te complex is geworden, omdat er zoveel soorten waarheden en pseudo-waarheden in omloop zijn gebracht. Je weet niet meer aan welke feiten je je vast moet houden, welke betekenis en interpretatie je aan feiten moet geven. Of sterker nog: wat zijn feiten eigenlijk?

Filosofen hebben zich al eeuwen theoretisch en praktisch bezig gehouden met het probleem Waarheid en natuurlijk kwamen die er ook niet uit. Maar hun ideeën erover zijn nog wel redelijk te overzien als je een beetje in de stof bent opgevoed. De gewone man maakte zich er eeuwenlang ook niet al te druk over. Wat waar is werd je door de machthebbers en gezagsdragers voorgehouden, en als je het er niet mee eens was of het allemaal niet begreep dan was er nog altijd het zwaard en het grote oplosmiddel: de Ware God en zijn ondoorgrondelijke wegen. Maar wat moet je, nu God dood is verklaard, de Macht gedemocratiseerd, de Wetenschap verdacht is en de Vrijheid van denken en doen zo groot is dat je het zelf maar uit moet zoeken wat waar of gelogen is?

Nou goed, als je er dan aan de voorkant van de Waarheid niet in kan, dan moet je het eens aan de achterkant van de Waarheid proberen, want daar zit de Leugen. Jah, zeg je, maar als je niet weet wat de Waarheid is dan weet je ook niet wat een Leugen is. Fout! Dat weet je dondersgoed! Of beter gezegd, je voelt het onmiddellijk als je liegt! Waar of niet?

Je weet misschien niet altijd of je het bij het juiste end hebt maar je voelt wel onmiddellijk aan je water dat je iets leugenachtigs zegt of doet. De geleerden hebben trouwens al vaak genoeg vastgesteld dat een mens per dag enkele tientallen malen liegt of iets wat er op lijkt. Ik bedoel, we weten het, we voelen het als we ‘iets onwaars’ zeggen.

Dus wat staat ons te doen als we toch zoveel als mogelijk Waarheid willen spreken? Nou, dat betekent dus zoveel mogelijk de Leugen terugdringen. De wereld zou er wel wat beter door draaien, toch?

Maar hoe doe je dat praktisch, gewoon dagelijks minder leugenachtig zijn en daarmee de wereld wat verbeteren? Da’s niet zo moeilijk, gewoon dagelijks een leugenlijstje aflopen. Een checklijstje boven je bureau, op de koelkast of in je computer hangen. En dan trainen.

Chris koopmans

(Chris Koopmans is klinisch psycholoog en trouw bezoeker van het Filosofisch Café in Sneek. Bent u ook geïnteresseerd in het leugenchecklijstje? Neus dan eens rond op zijn site: www.webnotities.nl  Lees ‘checklist voor waarheidlievenden’)

Gedogen

“ Ze eten daar rauwe haringen “ zeggen de Engelsen over ons. “Ze fietsen met zijn zessen over het midden” zeggen de Duitsers en de Fransen wijzen er fijntjes op dat wij de kaasschaaf kennelijk hebben uitgevonden. Mensen uit verre landen amuseren zich over het feit dat wij één koekje tegelijk presenteren.

Daar mogen ze van ons niets van vinden,  want zij waren buitenlander. En Maxima al helemaal niet – want zij was buitenlandse en ook nog Koningin.

Is er nu echt niets inhoudelijkers te bedenken dat ‘typisch Nederlands’ is?

Jazeker! Ons gedoogbeleid! Ons gedoog-wat? Gedogen is toch eigenlijk de zaak maar wat  laten waaien, de andere kant opkijken uit onmacht om te handhaven? Iets met te weinig rechte rug en teveel slappe knieën?

In een discussie destijds tussen de (oud) Ministers  van Justitie van België en Nederland, hamerde de eerste, Toeback, vooral op dat standpunt. “Systematisch gedogen”,zei hij, of het nu om drugs in Nederland gaat of om wild bouwen in België, is de onmacht van de overheid verheffen tot ideologie. Omdat ik ze niet kan pakken, doe ik of ik ze niet wìl  pakken”. Gedogen is een vorm van onvermogen met – vond hij –  vaak desastreuze gevolgen.

Ventiel

Donner, de laatste rechtsfilosofisch ingestelde bewindsman die we hadden, tapte uit een ander vaatje. Hij sprak over gedogen als  “het ventiel van de wet”. Hij vond weliswaar dat gedogen geen regel moest worden, maar het beeld dat gedogen “achteroverleunen” zou betekenen deelde hij  niet: Het  eist integendeel meestal veel meer werk.

 Soms moet je af kunnen zien van de hardheid van de wet. Een al te rigide toepassing van de wet kan onrecht in de hand werken. Summa ius, summa iniuria est. Het hoogste recht kan het grootste onrecht betekenen. Gedogen is in een rechtsstaat een instrument om conflicten niet op de spits te drijven en soms nodig om een complexe, veelvormige samenleving geolied te laten functioneren. 

Niet op je strepen gaan staan als wetgever/handhaver is ook een deugd, aldus Donner.  

Donner stond met deze instelling in een  Nederlandse bestuurstraditie:Gedoogbeleid: Een eeuwenoude praktijk van creatieve  fine-tuning bij  wetshandhaving. Gedogen, desnoods. Maar ook het wie /wat/waar/waarom/wanneer moest weloverwogen  gebeuren, het moest tenslotte geen rommeltje worden. Geen “Belgische toestanden” zeg maar. Geen vriendjespolitiek, willekeur of rechtsonzekerheid.

Een heel bruikbaar instrument bij overspannen, rammelende of onhandig uitpakkende wetgeving.

Iets voor het zgn. Nikaab-probleem?

 Siebold Hartkamp         

IK ZIJN IS NIET ZIJN

Er zijn van die zinnetjes die de hele dag door je hoofd blijven spoken, gewoon omdat ze in één keer een hele gedachtewereld openen. ‘Ik zijn is niet zijn’ komt uit een gedicht van Fernando Pessoa (1888-1935), de dichter uit Lissabon die een ingekeerd en rusteloos leven leidde. Hij schreef onder talloze ‘heteroniemen’, fantasie-identiteiten waarbij hij als het ware aan zichzelf trachtte te ontsnappen. Men zegt dat hij als een soort sfinx door de straten van Lissabon wandelde. In één van zijn bekende gedichten schrijft hij:

Ik weet niet hoeveel zielen ik heb.
Telkens weer word ik ontbonden.
Het is alsof ik voortdurend wegeb.
Ik heb me nooit gezien of gevonden.

Dit levensgevoel staat wel erg ver af van onze zelfbewuste-ik-tijd. Wees jezelf broeder. Ontdek wie je werkelijk bent. Dan komt alles goed. Wij zouden Pessoa misschien wel een therapeut aanbevelen om wat stevigheid te krijgen. Om ‘zijn ware kern’ te leren ontdekken. Maar ‘jezelf zijn’ betekende voor Pessoa gevangen zijn. Gevangen in een ‘identiteit’, gevangen in een beperkte definitie van jezelf.

Een identiteit kan je opsluiten. De omgeving kan er zoveel druk op uitoefenen, er kunnen zoveel belangen mee gemoeid zijn, dat je je vereenzelvigt met een projectie van jezelf. Diepere lagen doen dan niet meer mee. Je gelooft in jezelf zonder de kwaliteit om dat zelf te verbinden met de mensen om je heen. Irritante kleine Trumpjes worden we dan. Er komt steeds meer ‘ik’ en steeds minder ‘zijn’.

Hoe vaker ik de gedichten van Pessoa lees, hoe meer ik begrijp van het ‘nobody’ zijn. Hij doet me aan het Boeddhisme denken. Onze innerlijke ruimte wordt in toenemende mate bedreigd door een zich suf reflecterende identiteit die ‘iemand probeert te zijn’. Ik moet me tot van alles en nog wat in en buiten mezelf verhouden. Volgens prof. Harry Kunneman leidt ons ‘zelf’ aan obesitas. We zijn log en vadsig geworden, dikke ikken in een tijd die schreeuwt om verbinding. Wat mij betreft proberen we het eens bij de Boeddhistische sportschool. De training gaat als volgt: Probeer na te gaan wat je denken stuurt en ontdek dat je er geen grip op krijgt. Daal af en ontdek dat je, waar je dacht dat jouw zelf zat, in een ondefinieerbare leegte terecht komt. Hoe verder je komt hoe meer projecties je van jezelf tegenkomt. Een ontmaskeringstraining. Ontdek dan met enige schrik dat er niemand thuis is. De cockpit is leeg! Zweten! En je wordt er slanker van.

Het idee dat alles een vaste kern heeft en dat al die kernen via bepaalde wetten op elkaar reageren, klopt niet meer. We hebben ontdekt dat in de natuur op een dieper niveau alles beweegt. Zoiets leert ons de quantummechanica… Niets blijft op zijn plaats. Alles is met alles verbonden. Zou het ook voor ons mensbeeld gelden? We zijn verbonden, misschien wel niet dankzij maar ondanks ons zelf.

Rien van der Zeijden

Column…

 “Wilde ik wel weer ‘es een column schrijven voor de Filosofenclub?” Jawel.

Maar bij nader inzien – je moet tenslotte bij alles eerst je grenzen in kaart brengen en bij de FC Sneek treden er genoeg competente filosofen op – moest ik me maar niet vertillen aan een columnpje over filosofie. Een filosofietje over columns past beter.

Een column, wat is dat? : een stuk in de krant, dacht ik, één kolom, langwerpig dus. Niet te lang, maximaal 500 woorden bijvoorbeeld, ondertekend, regelmatig verschijnend, kritisch of speels, anekdotisch verhalend ook wel. Zoiets.

Toen ik mijn eerste column voor de “Leeuwarder Courant” in druk zag, bleek die drie kolommen te beslaan. In maandblad “de Zakenspiegel” besloeg hij maar liefst een hele pagina!

Dat klopte dus al niet, maar ik begreep ook wel dat je als nieuwbakken stukjesschrijver niet meteen de redactielokalen kunt binnenstappen om uit te leggen dat de lay-out moet worden omgegooid. Bovendien: niet alles hoeft precies te kloppen in het leven en al helemaal niet bij columns. Columns zijn niet orthodox, columns zijn vrijzinnig. Er zijn er wel veel – misschien een beetje teveel. Er is een bonte rij van soorten en maten.

Speelse, creatieve stukjes – stof tot overpeinzing. “Schrijvend hardop denken over een actueel thema” zegt Elsbeth Etty. Mijn beeld is in mijn schrijvende vlegeljaren gevormd door Jan Blokker in de Volkskrant, Simon Carmiggelt in het Parool of Nico Scheepmaker. De laatste onder welk pseudoniem en in welk blad dan ook. Of later door fenomenen als Martin Bril, A.L. Snijders of Youp van ’t Hek. Er zijn deelterreinen met specialisten. Wouter Klootwijk is mijn absolute voedsel- en warenautoriteit. In een onnavolgbare stijl. En de sportwereld is prettig  toegankelijk met Marijn de Vries.

Niet alles wat er cursief of langwerpig uitziet is overigens meteen maar een column. Maar er zit nog altijd wel degelijk koren tussen het kaf. Het is te vinden: Verrukkelijke typeringen, originele waarnemingen, tot nadenken stemmende associaties. Een scherpzinnige blik vanuit een heel andere hoek. De werkelijkheid wordt een kwartslag gedraaid. Een originele belichting. Een hilarische beschrijving van een officiële gebeurtenis, een messcherpe analyse, onttakelende anekdotes; speelse, lichtvoetige oplossingen voor veel te serieus genomen non-problemen; vileine spot, een mooi idee, maar met een dubbele bodem.

Er wordt verwarring gesticht: ballen het veld ingerold terwijl de officiële bal ook nog rouleert. Er worden vliegers opgelaten, die misschien niet opgaan – maar dat zie je niet meteen. Er wordt gerelativeerd, gebadineerd en (sorry) ge-ontmythologiseerd.  

Je wordt op het verkeerde been gezet, maar dat heb je de volgende dag pas door. Overigens: Wanneer is een been eigenlijk verkeerd? Is er wel een verkeerd been? Of was dat nu juist het goede?

 Voer voor filosofen.

                                                            Hartkamp

Column: niet klagen maar dragen

Niet klagen maar dragen…

Niet klagen maar dragen, werd mij als kind verteld. Ik gebruik het hooguit nog met een ironische zucht.  Een stoffig advies uit een andere tijd. Niet klagen maar dragen is geworden tot: niet klagen maar oplossen. We hebben met Stephan Covey geleerd om de juiste vragen te stellen. Waar zit jouw invloed bij dit probleem? Voor welke acties kun je zelf verantwoordelijk zijn? Wees pro-actief en kom uit je slachtofferrol! Aan de slag en Erop af! Het zijn de mantra’s van een maakbare wereld.  Alles moet anders. Alles kan anders. Pieter Geenen weet deze tijdgeest fijntjes neer te zetten:

Trouw 14 januari 2019

Natuurlijk zijn veel mensen gebaat bij een opgewekte en op verandering gerichte begeleiding die niet bij de pakken neer gaat zitten. Toch raakt Pieter Geenen een snaar bij mij. Want de ‘blije coaches met een programma’ in deze strip zijn niet geïnteresseerd in Anton Dingeman. Wie een hamer is, ziet overal een spijker. Aandacht die zich direct richt op ‘het probleem’ of ‘herstel’ is geen aandacht. Coaches zijn geen reparateurs. Niemand wil een huisarts die nauwelijks opkijkt van zijn scherm, hoe prettig het ook is dat mijn ‘geval’ daar beschreven staat. De filosoof Awee Prins schreef onlangs in Trouw een artikel met de titel: Beter wordt het niet. Hij heeft het daarin o.a. over het ‘broze leven’. Broosheid kun je niet repareren. Toen na de dood van zijn vrouw hem het leven te zwaar bleef vallen, kreeg hij een ‘personal coach’ die hem de vraag wist te stellen: Waar ben je over twee jaar? Dit was zo’n coach met een programma. Vastzitten was voor deze coach geen optie. Hij kende blijkbaar alleen verandertaal. Geen zoekende, open taal, taal die kan wachten. Prins stelt in zijn artikel: ‘Het gaat in het leven niet om zegevieren, niet om ‘eruit te komen’, ‘er boven op te komen’. ‘sterker te worden’, om ‘persoonlijke groei’ te bereiken: geduld, doorstaan is alles.’

In deze mooi weer maatschappij lijkt zo’n woord als ‘doorstaan’ te passief. Het klinkt niet succesvol genoeg. Het lijden lijkt te moeten worden weg-gecoacht. Daarmee verhullen we onze handelings- verlegenheid bij de moerassige en niet-beïnvloedbare aspecten van het leven. Hoe duurzaam zijn onze oplossingen eigenlijk als er geen contact wordt gemaakt met die pijnlijke en moeizame onderstroom die het leven nu eenmaal kent voor veel mensen? Op veel momenten in mijn leven, dat ik naarstig naar een oplossing zocht, had ik veel aan de vraag ‘kun je het dragen?’ Daarmee leerde ik een moeilijke werkelijkheid te accepteren, een werkelijkheid waarvan ik ten diepste wist dat ik hem niet meer kon veranderen. Een goede coach is present, vangt de grondtonen van onmacht en eindigheid op achter de vraag naar concrete oplossingen. Zo’n coach durft er bij te blijven, aandachtig en programma-loos. Vaak is dat genoeg.

Rien van der Zeijden