Als bestuur van het Filosofisch Café hebben we intensief gesproken over de geplande doorstart vanaf september. We waren vol optimisme en hebben een interessant programma klaar staan. We zien echter ook dat de dalende trend van het corona-virus zich niet heeft doorgezet. Veel (oudere) bezoekers durven dit soort bijenkomsten nog niet aan. Minder publiek betekent bovendien minder inkomsten om onze sprekers te betalen. We willen graag veilig en ontspannen bij elkaar komen. Daarom hebben we alsnog besloten om onze herstart uit te stellen tot januari 2021.
Gelukkig hebben we de spreker van 15 september, Bastiaan Brink, direct weten te verplaatsen naar 16 februari.
Op 19 januari trappen we af met de filosoof Ronald Hünneman.
Filosofie toegankelijk maken, dialoog bevorderen en zo werken aan meer samenhang, dat is de missie van het Filosofisch Café Sneek. We zullen daarbij andere vormen moeten ontwikkelen om de verbinding met ons publiek sterker te maken: Artikelen en blogs met elkaar delen, kleinschalige cursussen organiseren, filosofen vinden die hun hand niet omdraaien voor een zoom-sessie… Dit alles onder het motto: fysiek waar het kan, online waar het nodig is. Daarom doe ik graag een oproep om te reageren op deze mail met ideeën en hulp. Misschien dat deze coronatijd hele nieuwe vormen mogelijk gaat maken en extra kansen geeft om jongeren bij de filosofie te betrekken. Uw mail wordt beantwoord!
Het was stil in mij de afgelopen periode. Het gaf ruimte. Als een antwoord dat op zich laat wachten. Je aarzelt om je uit te spreken. Het is die communicatieve stilte die de coach kent. Soms, als je niets zegt, als je de ruimte tussen stimulus en respons oprekt, gebeurt het vanzelf. Dat is altijd beter. Te snelle antwoorden komen terecht in een niemandsland, vinden geen eigenaar, zweven als oud vuil rond in onze vergaderruimten.
Toen kreeg ik een boek van een supervisant. Het lag op mijn bureau en het bleef mijn aandacht trekken zonder dat ik iets had gelezen. De schrijfster, Judith Schalansky, ontwerpt haar boeken zelf. Dat zal vast de reden zijn waarom het daar maar bezielend lag te zijn. Het heet: inventaris van enkele verliezen. Haar taal dwingt mijn aandacht af. Ik moet trager lezen. Ik kan niet even scannen, niet even de boodschap er uit halen. Soms is haar taal zwaar en landerig, soms vurig en snel. Maar altijd is het bezield. Bezielde verhalen vragen om leesdiscipline, bereidheid om iemands wereld binnen te gaan, alsof je een statige oprijlaan betreedt en voorlopig even blijft.
In onze virtuele wereld is de taal een vluchtig gebruiksartikel geworden. Teksten gericht op kort genieten en snel begrijpen. Over dun ijs moet je snel schaatsen. Kortademige teksten die als brood in de zon staan te vergelen terwijl je ze consumeert. Nieuws buitelt over elkaar heen. Jachtig zoeken we naar de laatste update. Waar is de scoop die mij bovenaan de pagina zet? Wie leert mij zo schrijven dat ik niet voortijdig weg-geklikt word, dat ik geliked word, gedeeld… Want anders, als de algoritmes van google mij niet oppikken, word ik onvindbaar, afval, onderdeel van de trage stroom plastic soep van websites, flyers, columns die door de virtuele ruimte drijft.
Er gebeurde nog iets moois wat ik opeens met het bovenstaande in verband kan brengen. Mijn liefste gaf me een kunstwerk cadeau. Het is getiteld ‘open boek’ en het staat nu te pronken in mijn Werkplaats:
Als ik er binnenkom moet ik stilstaan en kijken. Dat is wat kunst met je doet: stilgezet worden en kijken. Het symbool drukt mijn verlangen uit. Ik herinnerde mij een gedicht dat ik vorig jaar schreef:
Het probleem met narcisten en met narcistische leiders in het bijzonder is dat zij heel slecht personen en gezags instanties boven zich verdragen. Ze willen ze juist controleren. Wat waar of niet waar is, wat waarschijnlijk of geldig is, dat komt bij hen van binnenuit, uit hun eigen geest, en niet van buiten, van de wetenschap, het recht, of gezaghebbende personen op een bepaald expertisegebied.
De gemiddelde mens laat zich op zijn eigen ideeën over de werkelijkheid, over zijn vermeende feiten wel corrigeren. Maar een narcist verdraagt het niet gecorrigeerd te worden want dat ervaart hij als de mindere zijn. Daarom is een narcist niet geïnteresseerd in de feiten, de waarheid en de expertise van anderen, tenzij die stroken met wat hijzelf denkt, dan zal hij er handig gebruik van maken om anderen mee te controleren, te manipuleren.
Kortom, de narcist luistert niet naar de waarheid buiten hemzelf, hij creëert de waarheid. Hij leeft niet met de feiten, hij maakt de feiten. Hij kent de regels maar maakt zijn eigen regels. Hij hoort het expertadvies maar geeft zelf zijn expertoordeel.
In die zin kan men niet zeggen dat een narcist liegt want voor liegen heb je een zeker benul nodig van wat waar, waarschijnlijk of geldig is, en het kost een leugenaar veel moeite en geslepenheid om dat juist te verbergen. Een narcist heeft daar geen last van, hij hoeft niks te verbergen want hij plaatst het hoogste gezag over wat waar, waarschijnlijk en geldig is binnen zichzelf. Het is een gesloten denksysteem, dat is de aard en de dynamiek van zijn persoonlijkheidsstoornis.
Daarom zitten mi. de media en allerlei deskundigen op een verkeerd spoor als zij een narcistisch leider (bv. Trump) confronteren met zijn onzin en hem turven op het aantal leugens per week. Zoiets helpt niet want bij een dergelijke insteek gaat men ervan uit dat zoiets een corrigerende werking heeft op de narcist, of op zijn minst op zijn directe omgeving. Een narcist heeft van die kritiek weinig last, het moedigt hem alleen maar aan nog harder van leer te trekken.
En als zijn directe omgeving, zijn ‘adviseurs’, hem proberen te corrigeren vervangt hij ze door ‘betere adviseurs’ die bereid zijn ‘het beleid’ te ondersteunen. Een beleid dat overigens meestal chaotisch is omdat de binnenwereld van de narcist chaotisch is, stuurloos, vooral omdat hij geen morele regels en kompas heeft om zich in de wereld mee te oriënteren.
Het probleem is dus nooit de narcistisch leider zelf die at random gevaarlijke brokken maakt, hij is onbereikbaar, oncorrigeerbaar. Je verspilt je tijd met de hoop dat het op den duur wel beter zal gaan of dat hij nog in zijn werk moet groeien. Maar een narcist groeit niet want je groeit door het maken van fouten, door trial en error, en de narcist maakt nooit fouten. Nee, het probleem zit bij degenen die hem in het zadel zetten (nou ja, je kunt je es vergissen als sollicitatiecie.) maar vooral bij degenen die hem in het zadel houden.
Kortom, als je tegenwicht wil geven aan een narcistisch leider, richt je pijlen dan niet op hem maar op de moraliteit van zijn directe medestanders. Maak hen ten volle verantwoordelijk voor de brokken die hun narcistische leider maakt. In de VS, en daarmee in de hele wereld, zijn de brokken die de White House staf, de Republikeinse Partij en hun lobbyisten maken meer dan overduidelijk. En dichterbij: richt je pijlen op de personen in Raden van Toezicht, de Raden van commissarissen, de Ondernemingsraden, De Raad voor de journalistiek, etc. Niet op narcistische CEO’s, Hoofdbestuurders, Partijleiders, etc. De vermenging van de morele bovenwereld met de morele onderwereld van leiders met een narcistische (en psychopathische) persoonlijkheid, en dat zijn er in de geschiedenis van de politieke, financiële, militaire en religieuze wereld nogal wat, die vermenging is misschien wel het grootste, rampzalige gevaar voor de democratie.
Het bestuur van het Filosofisch Cafe Sneek wenst u mooie feestdagen. Wat hebben we voor u in petto de komende maanden? Een mail om te bewaren!
21 januari
Thijs Lijster Kijken, proeven, denken: over kunst
en esthetica
In ons spreken en denken over kunst wordt het kunstwerk nog al
te vaak als een passief object voorgesteld waar we over kunnen
of moeten spreken, nadenken, reflecteren, en discussiëren. Thijs
Lijster stelt tegenover het denken over kunst van de traditionele esthetica
een denken door kunst. Zijn uitgangspunt is
dat kunst ‘terugdenkt’: het kunstwerk is een vorm van denken,
letterlijk een denkvorm of denkbeeld, een ding-dat-denkt. Dit heeft
ingrijpende gevolgen voor ons begrip van kunst, maar ook voor de
praktijk van kunstkritiek, en voor de relatie tussen filosofie en kunst.
Of anders gezegd: voor het kijken, het proeven en het denken.
Thijs Lijster (1981) is o.a. als universitair docent kunst- en
cultuurfilosofie verbonden aan de Faculteit der Letteren van
de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn boek De grote vlucht
inwaarts (2016) werd genomineerd voor de Socrates wisselbokaal en
bekroond met de Essayprijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal-
en Letterkunde. In 2019 verscheen zijn nieuwe essaybundel Kijken,
proeven, denken. Essays over kunst en kritiek (Bezige Bij).
18 februari
Marc Schuilenburg Hysterie, een cultuurdiagnose
Hysterie is het basisingrediënt van onze
Westerse cultuur stelt filosoof Marc Schuilenburg in zijn nieuwe boek
‘Hysterie. Een cultuurdiagnose’. Twitter, de beeldvorming rond asielzoekers,
het jaarlijkse Zwarte Piet-debat, het collectieve gevoel van onveiligheid, het
zijn volgens Schuilenburg allemaal uitingen van wat hij in zijn boek de
“opgewonden grondtoon” van onze cultuur noemt en diagnosticeert als uiting van
hysterie. Denk op 18 februari 2020 met Marc Schuilenburg verder over wat
hysterie is en waarom ze juist nu overal de kop op steekt. Zie ook het
interessante artikel in Volzin hierover: http://marcschuilenburg.nl/wp-content/uploads/2019/12/Volzin.pdf
Marc
Schuilenburg is een Nederlands filosoof en jurist. Hij doceert aan de afdeling
Strafrecht en Criminologie van de Vrije Universiteit Amsterdam. In 2012
promoveerde hij in de sociale wetenschappen op het proefschrift ‘Orde in
veiligheid. Een dynamisch perspectief’.
17 maart
Jeroen Linssen Hebzucht, over de
normalisering van een ondeugd
In deze lezing gaat Jeroen Linssen in op de wijze waarop de filosofen in
de afgelopen duizend jaar de passie van de hebzucht hebben bejegend. Aan de ene
kant wordt hebzucht gezien als de wortel van al het kwaad. Aan de andere kant
wordt hebzucht, vanaf de zeventiende eeuw, positiever benaderd. Hebzucht zou
immers ook gunstige effecten bewerkstelligen. Linssen zal ten eerste laten zien
dat deze tweeslachtige houding zowel nu als in een ver verleden aan de orde is.
Ten tweede zal hij ingaan op de hedendaagse filosofisch-ethische kritiek op de
hebzucht. Hij zal betogen dat die kritiek getuigt van een zekere naïviteit,
immers is hebzucht niet een bijna vanzelfsprekend element geworden in de
huidige neoliberale ondernemersmaatschappij.
Dr. Jeroen Linssen is universitair hoofddocent sociale en politieke
filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is tevens
onderwijsdirecteur van de faculteit filosofie, theologie en religiewetenschap.
Hij schreef onlangs het boek Hebzucht. Een filosofische geschiedenis van de
inhaligheid.
22 april (let op: woensdag!)
Siebren de Ringh en B-ware!
Kom naar de wervelende slotavond van dit seizoen met een andere
opzet: Bluesmuziek en filosofie. Siebren de Ringh deelt zijn favoriete
filosofische inzichten die hem hebben geholpen in zijn persoonlijke
ontwikkeling en in de praktijk van elke dag. Dit doet hij op een toegankelijke en
energieke manier. Er is gelegenheid om de dialoog aan te gaan en de inzichten
worden kracht bijgezet door top blues band ‘b-ware’. Filosofie als de taal van
de ratio en blues als de taal van het gevoel. Siebren de Ringh is
managementcoach en teamontwikkelaar en heeft de gave om grote thema’s
licht te brengen.
Het begrip Waarheid heeft
nu wel zijn langste tijd gehad. Het is zwaar verouderd omdat de Waarheid een
veel te complex begrip is geworden, omdat de wereld te complex is geworden,
omdat er zoveel soorten waarheden en pseudo-waarheden in omloop zijn gebracht.
Je weet niet meer aan welke feiten je je vast moet houden, welke betekenis en
interpretatie je aan feiten moet geven. Of sterker nog: wat zijn feiten
eigenlijk?
Filosofen hebben zich al
eeuwen theoretisch en praktisch bezig gehouden met het probleem Waarheid en
natuurlijk kwamen die er ook niet uit. Maar hun ideeën erover zijn nog wel
redelijk te overzien als je een beetje in de stof bent opgevoed. De gewone man
maakte zich er eeuwenlang ook niet al te druk over. Wat waar is werd je door de
machthebbers en gezagsdragers voorgehouden, en als je het er niet mee eens was
of het allemaal niet begreep dan was er nog altijd het zwaard en het grote
oplosmiddel: de Ware God en zijn ondoorgrondelijke wegen. Maar wat moet je, nu
God dood is verklaard, de Macht gedemocratiseerd, de Wetenschap verdacht is en
de Vrijheid van denken en doen zo groot is dat je het zelf maar uit moet zoeken
wat waar of gelogen is?
Nou goed, als je er dan
aan de voorkant van de Waarheid niet in kan, dan moet je het eens aan de
achterkant van de Waarheid proberen, want daar zit de Leugen. Jah, zeg je, maar
als je niet weet wat de Waarheid is dan weet je ook niet wat een Leugen is.
Fout! Dat weet je dondersgoed! Of beter gezegd, je voelt het onmiddellijk als
je liegt! Waar of niet?
Je weet misschien niet
altijd of je het bij het juiste end hebt maar je voelt wel onmiddellijk aan je
water dat je iets leugenachtigs zegt of doet. De geleerden hebben trouwens al
vaak genoeg vastgesteld dat een mens per dag enkele tientallen malen liegt of
iets wat er op lijkt. Ik bedoel, we weten het, we voelen het als we ‘iets
onwaars’ zeggen.
Dus wat staat ons te doen
als we toch zoveel als mogelijk Waarheid willen spreken? Nou, dat betekent dus
zoveel mogelijk de Leugen terugdringen. De wereld zou er wel wat beter door
draaien, toch?
Maar hoe doe je dat
praktisch, gewoon dagelijks minder leugenachtig zijn en daarmee de wereld wat
verbeteren? Da’s niet zo moeilijk, gewoon dagelijks een leugenlijstje aflopen.
Een checklijstje boven je bureau, op de koelkast of in je computer hangen. En
dan trainen.
Chris koopmans
(Chris Koopmans is klinisch psycholoog en trouw bezoeker van het Filosofisch Café in Sneek. Bent u ook geïnteresseerd in het leugenchecklijstje? Neus dan eens rond op zijn site: www.webnotities.nl Lees ‘checklist voor waarheidlievenden’)
“ Ze eten daar rauwe haringen “ zeggen de Engelsen over ons.
“Ze fietsen met zijn zessen over het midden” zeggen de Duitsers en de Fransen
wijzen er fijntjes op dat wij de kaasschaaf kennelijk hebben uitgevonden.
Mensen uit verre landen amuseren zich over het feit dat wij één koekje tegelijk
presenteren.
Daar mogen ze van ons niets van vinden, want zij waren buitenlander. En Maxima al
helemaal niet – want zij was buitenlandse en ook nog Koningin.
Is er nu echt niets inhoudelijkers te bedenken dat ‘typisch Nederlands’ is?
Jazeker! Ons gedoogbeleid! Ons gedoog-wat? Gedogen is toch eigenlijk de zaak maar wat laten waaien, de andere kant opkijken uit
onmacht om te handhaven? Iets met te weinig rechte rug en teveel slappe knieën?
In een discussie destijds tussen de (oud) Ministers van Justitie van België en Nederland, hamerde
de eerste, Toeback, vooral op dat standpunt. “Systematisch gedogen”,zei hij, of
het nu om drugs in Nederland gaat of om wild bouwen in België, is de onmacht van
de overheid verheffen tot ideologie. Omdat ik ze niet kan pakken, doe ik of ik
ze niet wìl pakken”. Gedogen is een vorm
van onvermogen met – vond hij – vaak
desastreuze gevolgen.
Ventiel
Donner, de laatste rechtsfilosofisch ingestelde bewindsman
die we hadden, tapte uit een ander vaatje. Hij sprak over gedogen als “het ventiel van de wet”. Hij vond weliswaar
dat gedogen geen regel moest worden, maar het beeld dat gedogen
“achteroverleunen” zou betekenen deelde hij niet: Het
eist integendeel meestal veel meer werk.
Soms moet je af
kunnen zien van de hardheid van de wet. Een al te rigide toepassing van de wet
kan onrecht in de hand werken. Summa ius,
summa iniuria est. Het hoogste recht kan het grootste onrecht betekenen. Gedogen
is in een rechtsstaat een instrument om conflicten niet op de spits te drijven
en soms nodig om een complexe, veelvormige samenleving geolied te laten
functioneren.
Niet op je strepen gaan staan als wetgever/handhaver is ook
een deugd, aldus Donner.
Donner stond met deze instelling in een Nederlandse bestuurstraditie:Gedoogbeleid: Een eeuwenoude praktijk van
creatieve fine-tuning bij
wetshandhaving. Gedogen, desnoods. Maar ook het wie
/wat/waar/waarom/wanneer moest weloverwogen
gebeuren, het moest tenslotte geen rommeltje worden. Geen “Belgische toestanden” zeg maar. Geen
vriendjespolitiek, willekeur of rechtsonzekerheid.
Een heel bruikbaar instrument bij overspannen, rammelende of
onhandig uitpakkende wetgeving.
Met enige trots presenteren we het jaarprogramma van het
Filosofisch Café Sneek. We hebben voor u contact gelegd met filosofen die hun
sporen verdiend hebben in het vak en, ook belangrijk, een goed verhaal kunnen
vertellen! U komt thema’s tegen als: liefde en vrijheid, hebzucht, hysterie
maar ook: ‘stoïcijnse levenskunst’. Wij hopen dat de lezingen bijdragen aan uw
behoefte aan verdieping. Noteert u de data?
17 september – Erno Eskens
Wat als dieren rechten krijgen….?
Mag je een
dier zonder vorm van proces opsluiten? In november 2016 besloot de Argentijnse
rechter Mauricio van niet. Chimpansee Cecilia zou zo op de mens lijken dat ze
voor burgerrechten in aanmerking kwam. De uitspraak trok wereldwijd aandacht.
In de Verenigde Staten lopen inmiddels meerdere processen om dieren als
rechtssubject aangemerkt te krijgen en ook in Nederland onderzoekt men de
mogelijkheden voor een proefproces om de opsluiting van dieren als strafbaar
feit aan te merken.
Als dieren rechten krijgen – klaarblijkelijk kan het – dan is de
volgende vraag: welke dieren komen voor welke rechten in aanmerking. Zijn er
heldere criteria ? Filosofen wijzen op het hebben van pijn, het worstelen met
emoties of het nastreven van bepaalde doelstellingen. Als we deze criteria
serieus nemen en strikt hanteren, wat zijn dan de gevolgen. Betekent dit het
einde van de veeteelt? En moeten planten en bacteriën dan soms ook rechten
krijgen? Hoe ver gaat dit eigenlijk? Saoedi-Arabië heeft inmiddels
burgerrechten toegekend aan een intelligente robot. Ze heet Sophia en ze heeft
een eigen paspoort. Zijn het excessen? Of staan we, zoals Erno Eskens denkt,
pas aan het begin van een ‘zoölogische revolutie’.
Erno Eskens
Dr. Erno Eskens is uitgever filosofie en geschiedenis bij Boom Uitgevers Amsterdam. Hij werkte eerder als (hoofd)redacteur bij Filosofie Magazine. Hij schreef meerdere boeken waaronder ‘Democratie voor dieren’ en ‘Een beestachtige geschiedenis van de filosofie.’
15 oktober – Miriam van Reijen
Stoïcijnse levenskunst;
evenveel geluk als wijsheid
‘Stoïcijns’
wordt helaas tegenwoordig vaak opgevat als gevoelloos en zelfs onverschillig.
Maar als we de stoïcijnse filosofie (o.a. Epictetus en Seneca) nader bekijken,
blijkt het tegendeel waar te zijn! Het zijn emoties als woede, teleurstelling
en jaloezie die mensen vaak ongevoelig maken. Het is juist degene die door
zulke emoties wordt gekweld, ofwel lijdt, die geen gevoelens van dankbaarheid,
mildheid, geluk en liefde kan ervaren. Miriam van Reijen zal in haar lezing
laten zien, ook aan de hand van concrete voorbeelden, hoe de lastige en
pijnlijke emoties ontstaan, en hoe filosofie, dat wil zeggen, zelfkennis en
kritisch denken, ze kan laten verdwijnen.
Miriam van Reijen
Dr. Miriam van Reijen heeft een lange ervaring in het geven van lezingen, workshops, trainingen en cursussen over de Stoïcijnse filosofie en over Spinoza, en over praktische filosofie, zoals filosoferen over emoties, over de goede keuze’ en over filosofie als levenskunst. In 2010 promoveerde zij aan de Universiteit van Tilburg op Spinoza.
19 november –
Jannah Loontjens
Als het over liefde gaat
In haar lezing zal Jannah zich buigen over de
vraag wat het betekent om ‘vrij’ te zijn. Naar aanleiding van haar meest
recente boek Als het over liefde gaat, waarin zij schrijft over een
wandeling door Umbrië die ze samen met haar geliefde maakte, in de voetsporen
van de schrijfster Frida Vogels, zal ze vertellen hoe ze al wandelend op
zoek ging naar een gevoel van vrijheid, in het wandelen én in de liefde. Hoe
deed dat haar nadenken over
verschillende filosofische definities van en overpeinzingen over
vrijheid?
Jannah
Loontjens is schrijfster, dichteres en filosofe. Zij promoveerde op haar
proefschrift Popular Modernism. Ze geeft les en schrijft o.a. voor Trouw, De
Groene Amsterdammer en NRC.
En verder in 2020:
21/1 Thijs Lijster: Kijken, proeven, denken: over kunst en esthetica
18/2 Marc
Schuilenburg: Hysterie, een cultuurdiagnose
17/3 Jeroen
Linssen: Hebzucht, seks en macht
21/4 De
blues en de filosofie: een muzikaal/filosofische slotmanifestatie!
Houd onze website in de gaten voor het laatste nieuws, bv de nieuwe column van Rien vd Zeijden: Ik zijn is niet zijn.
De bijeenkomsten worden gehouden in Zalencentrum de Walrus, Grote Kerkstraat 10 Sneek. Entree € 7,50 – We starten om 20.00 uur.
Er zijn van die zinnetjes die de hele dag door je hoofd blijven spoken, gewoon omdat ze in één keer een hele gedachtewereld openen. ‘Ik zijn is niet zijn’ komt uit een gedicht van Fernando Pessoa (1888-1935), de dichter uit Lissabon die een ingekeerd en rusteloos leven leidde. Hij schreef onder talloze ‘heteroniemen’, fantasie-identiteiten waarbij hij als het ware aan zichzelf trachtte te ontsnappen. Men zegt dat hij als een soort sfinx door de straten van Lissabon wandelde. In één van zijn bekende gedichten schrijft hij:
Ik weet niet hoeveel zielen ik heb. Telkens weer word ik ontbonden. Het is alsof ik voortdurend wegeb. Ik heb me nooit gezien of gevonden.
Dit levensgevoel staat wel erg ver af van onze zelfbewuste-ik-tijd. Wees jezelf broeder. Ontdek wie je werkelijk bent. Dan komt alles goed. Wij zouden Pessoa misschien wel een therapeut aanbevelen om wat stevigheid te krijgen. Om ‘zijn ware kern’ te leren ontdekken. Maar ‘jezelf zijn’ betekende voor Pessoa gevangen zijn. Gevangen in een ‘identiteit’, gevangen in een beperkte definitie van jezelf.
Een identiteit kan je opsluiten. De omgeving kan er zoveel druk op uitoefenen, er kunnen zoveel belangen mee gemoeid zijn, dat je je vereenzelvigt met een projectie van jezelf. Diepere lagen doen dan niet meer mee. Je gelooft in jezelf zonder de kwaliteit om dat zelf te verbinden met de mensen om je heen. Irritante kleine Trumpjes worden we dan. Er komt steeds meer ‘ik’ en steeds minder ‘zijn’.
Hoe vaker ik de gedichten van Pessoa lees, hoe meer ik begrijp van het ‘nobody’ zijn. Hij doet me aan het Boeddhisme denken. Onze innerlijke ruimte wordt in toenemende mate bedreigd door een zich suf reflecterende identiteit die ‘iemand probeert te zijn’. Ik moet me tot van alles en nog wat in en buiten mezelf verhouden. Volgens prof. Harry Kunneman leidt ons ‘zelf’ aan obesitas. We zijn log en vadsig geworden, dikke ikken in een tijd die schreeuwt om verbinding. Wat mij betreft proberen we het eens bij de Boeddhistische sportschool. De training gaat als volgt: Probeer na te gaan wat je denken stuurt en ontdek dat je er geen grip op krijgt. Daal af en ontdek dat je, waar je dacht dat jouw zelf zat, in een ondefinieerbare leegte terecht komt. Hoe verder je komt hoe meer projecties je van jezelf tegenkomt. Een ontmaskeringstraining. Ontdek dan met enige schrik dat er niemand thuis is. De cockpit is leeg! Zweten! En je wordt er slanker van.
Het idee dat alles een vaste kern heeft en dat al die kernen via bepaalde wetten op elkaar reageren, klopt niet meer. We hebben ontdekt dat in de natuur op een dieper niveau alles beweegt. Zoiets leert ons de quantummechanica… Niets blijft op zijn plaats. Alles is met alles verbonden. Zou het ook voor ons mensbeeld gelden? We zijn verbonden, misschien wel niet dankzij maar ondanks ons zelf.
“Wilde ik wel weer ‘es een column schrijven voor de Filosofenclub?” Jawel.
Maar bij nader inzien – je
moet tenslotte bij alles eerst je grenzen in kaart brengen en bij de FC Sneek
treden er genoeg competente filosofen op – moest ik me maar niet vertillen aan
een columnpje over filosofie. Een filosofietje over columns past beter.
Een column, wat is dat? : een
stuk in de krant, dacht ik, één kolom, langwerpig dus. Niet te lang, maximaal 500
woorden bijvoorbeeld, ondertekend, regelmatig verschijnend, kritisch of speels,
anekdotisch verhalend ook wel. Zoiets.
Toen ik mijn eerste column voor
de “Leeuwarder Courant” in druk zag, bleek die drie kolommen te beslaan. In
maandblad “de Zakenspiegel” besloeg hij maar liefst een hele pagina!
Dat klopte dus al niet, maar ik
begreep ook wel dat je als nieuwbakken stukjesschrijver niet meteen de redactielokalen
kunt binnenstappen om uit te leggen dat de lay-out moet worden omgegooid. Bovendien:
niet alles hoeft precies te kloppen in het leven en al helemaal niet bij
columns. Columns zijn niet orthodox, columns zijn vrijzinnig. Er zijn er wel veel
– misschien een beetje teveel. Er is een bonte rij van soorten en maten.
Speelse, creatieve stukjes –
stof tot overpeinzing. “Schrijvend hardop denken over een actueel thema” zegt
Elsbeth Etty. Mijn beeld is in mijn schrijvende vlegeljaren gevormd door Jan
Blokker in de Volkskrant, Simon Carmiggelt in het Parool of Nico Scheepmaker.
De laatste onder welk pseudoniem en in welk blad dan ook. Of later door fenomenen
als Martin Bril, A.L. Snijders of Youp van ’t Hek. Er zijn deelterreinen met
specialisten. Wouter Klootwijk is mijn absolute voedsel- en warenautoriteit. In
een onnavolgbare stijl. En de sportwereld is prettig toegankelijk met Marijn de Vries.
Niet alles wat er cursief of
langwerpig uitziet is overigens meteen maar een column. Maar er zit nog altijd
wel degelijk koren tussen het kaf. Het is te vinden: Verrukkelijke typeringen,
originele waarnemingen, tot nadenken stemmende associaties. Een scherpzinnige
blik vanuit een heel andere hoek. De werkelijkheid wordt een kwartslag
gedraaid. Een originele belichting. Een hilarische beschrijving van een
officiële gebeurtenis, een messcherpe analyse, onttakelende anekdotes; speelse,
lichtvoetige oplossingen voor veel te serieus genomen non-problemen; vileine
spot, een mooi idee, maar met een dubbele bodem.
Er wordt verwarring gesticht:
ballen het veld ingerold terwijl de officiële bal ook nog rouleert. Er worden
vliegers opgelaten, die misschien niet opgaan – maar dat zie je niet meteen. Er
wordt gerelativeerd, gebadineerd en (sorry) ge-ontmythologiseerd.
Je wordt op het verkeerde
been gezet, maar dat heb je de volgende dag pas door. Overigens: Wanneer is een
been eigenlijk verkeerd? Is er wel een verkeerd been? Of was dat nu juist het
goede?
Niet klagen maar dragen, werd mij als kind verteld. Ik gebruik het hooguit
nog met een ironische zucht. Een stoffig
advies uit een andere tijd. Niet klagen maar dragen is geworden tot: niet
klagen maar oplossen. We hebben met Stephan Covey geleerd om de juiste vragen
te stellen. Waar zit jouw invloed bij dit probleem? Voor welke acties kun je
zelf verantwoordelijk zijn? Wees pro-actief en kom uit je slachtofferrol! Aan
de slag en Erop af! Het zijn de mantra’s van een maakbare wereld. Alles moet anders. Alles kan anders. Pieter
Geenen weet deze tijdgeest fijntjes neer te zetten:
Trouw 14 januari 2019
Natuurlijk zijn veel mensen gebaat bij een opgewekte en op
verandering gerichte begeleiding die niet bij de pakken neer gaat zitten. Toch
raakt Pieter Geenen een snaar bij mij. Want de ‘blije coaches met een
programma’ in deze strip zijn niet geïnteresseerd in Anton Dingeman. Wie een
hamer is, ziet overal een spijker. Aandacht die zich direct richt op ‘het
probleem’ of ‘herstel’ is geen aandacht. Coaches zijn geen reparateurs. Niemand
wil een huisarts die nauwelijks opkijkt van zijn scherm, hoe prettig het ook is
dat mijn ‘geval’ daar beschreven staat. De filosoof Awee Prins schreef onlangs
in Trouw een artikel met de titel: Beter
wordt het niet. Hij heeft het daarin o.a. over het ‘broze leven’. Broosheid
kun je niet repareren. Toen na de dood van zijn vrouw hem het leven te zwaar bleef
vallen, kreeg hij een ‘personal coach’ die hem de vraag wist te stellen: Waar
ben je over twee jaar? Dit was zo’n coach met een programma. Vastzitten was
voor deze coach geen optie. Hij kende blijkbaar alleen verandertaal. Geen
zoekende, open taal, taal die kan wachten. Prins stelt in zijn artikel: ‘Het
gaat in het leven niet om zegevieren, niet om ‘eruit te komen’, ‘er boven op te
komen’. ‘sterker te worden’, om ‘persoonlijke groei’ te bereiken: geduld,
doorstaan is alles.’
In deze mooi weer maatschappij lijkt zo’n woord als ‘doorstaan’
te passief. Het klinkt niet succesvol genoeg. Het lijden lijkt te moeten worden
weg-gecoacht. Daarmee verhullen we onze handelings- verlegenheid bij de
moerassige en niet-beïnvloedbare aspecten van het leven. Hoe duurzaam zijn onze
oplossingen eigenlijk als er geen contact wordt gemaakt met die pijnlijke en
moeizame onderstroom die het leven nu eenmaal kent voor veel mensen? Op veel
momenten in mijn leven, dat ik naarstig naar een oplossing zocht, had ik veel aan
de vraag ‘kun je het dragen?’ Daarmee leerde ik een moeilijke werkelijkheid te
accepteren, een werkelijkheid waarvan ik ten diepste wist dat ik hem niet meer
kon veranderen. Een goede coach is present, vangt de grondtonen van onmacht en eindigheid
op achter de vraag naar concrete oplossingen. Zo’n coach durft er bij te
blijven, aandachtig en programma-loos. Vaak is dat genoeg.