Column: PLUK EEN ROOS

“Flikker op man, ik woon zelf in “de Baarsjes”. Dit zinnetje zou, naast de Ajaxsupportertjes die nog in hun pyjamaatjes naar Sesamstraat keken toen hij al een seizoenkaart had, het lievelingscitaat worden van de programmamakers rond het overlijden van de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan. Natuurlijk vanwege de onparlementaire krachtterm, uit de mond van een (latere) edelachtbare. En omdat “flikker op man” lekker bekt.

Maar ook om iets anders. Van der Laan doet hier iets wat, bij alle getob over de crisis in de parlementaire democratie/ de kloof tussen burger en politiek/ de communicatie tussen overheid en burger ( enfin, vul verder zelf maar in) een interessante richtingwijzer biedt: hij spreekt een Boze burger tegen.

De programmamakers lieten steeds weer verlekkerd Het “flikker op, man” van de burgemeester zien, maar wat daaraan vooraf ging was ongetwijfeld geschreeuw dat hij makkelijk praten had over de problemen van deze buurt omdat hij natuurlijk in de grachtengordel woonde. Van der Laan liet zich niet op deze manier framen als salon-socialist en zette de Boze schreeuwer publiekelijk neer als loze praatjesmaker.

Dat zijn we niet meer gewend. De meest gangbare reactie van politici is dat ze wat meebuigen. Zeggen dat de criticus “zeker een punt heeft”, dat ze zich dat aantrekken en “zullen meenemen”. Ze kunnen zich van alles “heel goed voorstellen” etc. Wegens slappe knieën of uit onvermogen wellicht het eigen standpunt te verwoorden laten ze de “Boze Nederlander” onweersproken en verlenen hem daardoor status. Ik kwam hem laatst zelfs tegen in de prestigieuze Schoo-lezing. Hij lijkt zich als politieke oriëntatiebron een officiële plaats te hebben verworven. Wie zou het zijn? Bestaat-ie wel? Misschien weet Maxima – die ons ook al eens uit de brand hielp toen we wilden weten wie “ de “ Nederlander was – ons wel te vertellen dat ook deze niet bestaat.

Er zijn ongetwijfeld mensen die tussen de wielen van onze maatschappij zijn geraakt, op een manier die je razend maakt. Het is overigens sterk de vraag –als ik zo zie wat voor types er in de media langstrekken – of dat bovenstaande categorie wel is. Zouden ze echt boos zijn of hebben ze in de sociale media gelezen dat ze dat zijn? Zou je in de feitenvrije politiek en journalistiek soms ook “op afroep “ boos kunnen worden?

Iemand die op “safari” wil in een wijk met andersdenkenden is natuurlijk niet zozeer boos – die is boosaardig. Er zijn er ook bij die je, als je ze aan de hekken ziet sleuren bij een gemeenteraadsvergadering waar ze over noodhuisvesting van vluchtelingen praten, zou willen vragen:”weet je moeder wel dat je hier loopt te schreeuwen tegen de vluchtelingen en weet je ongeveer wat dat zijn?

Kortom: gewone klieren en saggerijnen, verongelijkten en slechtgehumeurden zijn er altijd al geweest. Met ze meepraten, helpt politici niet. Daar worden boze mensen alleen maar wantrouwiger en kwaaier van. Tegenspreken! Daar zitten veel mensen op te wachten. Zoals van der Laan deed. Hij is er alleen maar geliefder door geworden.

En voor de rest op tijd uitlachen. Als mijn broertje vroeger de bokkenpruik op had zongen wij:

Ben je boos?

Pluk een roos!

Zet hem op je hoed,

Dan ben je morgen weer goed!

Het werkte.

 

Siebold Hartkamp