Column 7: het nut van filosoferen

Proberen om de tijd te begrijpen waar je in leeft, is een gewaagde onderneming. Het lijkt op jezelf aan je eigen haren uit een moeras trekken, als een ‘baron van Münchausen’. Toch heeft de mens het vermogen om ‘de waan van de dag’ te ontstijgen en dat maakt hem bijzonder. Immers, welke vis onderzoekt het water waarin hij zwemt en welke vogel bevraagt de lucht waarin hij vliegt. Als je eenmaal op onderzoek uitgaat, en dus filosofeert, dan loop je tegen de vraagstukken van deze tijd, zonder eenduidige antwoorden. En dan helpen oude en hedendaagse filosofen niet altijd.

Nadat de eerste filosoof, die de westerse overlevering kent, ene Thales van Milete (6e eeuw v. Chr.) had geopperd dat water de oerstof was, beweerde zijn leerling Anaximander dat een abstract en onbepaald principe (het ‘apeiron’) dit was. Vervolgens stelden latere filosofen weer dat de oerstof begrepen kon worden als respectievelijk lucht, water, aarde, vuur of de krachten van liefde en haat. Hoewel de vraag naar de oerstof typerend is voor de vroegste periode van de westerse filosofie, is verschil van mening hét kenmerk gebleven. Voor sommigen is dit onvermogen om tot eenduidig en sluitende antwoorden te komen op fundamentele vragen, de reden om filosofie tot een nutteloze aangelegenheid te bestempelen.

Echter, Socrates stelde dat juist dit menselijk onvermogen om de definitieve waarheid te achterhalen (door hem kernachtig verwoord als ‘ík weet dat ik niets weet’) aan de basis ligt van de liefde voor, en het verlangen naar wijsheid. We spreken niet voor niets over ‘wijsbegeerte’. Juist het besef dat tot nog toe niemand een feilloos antwoord heeft kunnen geven op fundamentele vragen, maakt dat wij blijven nadenken en erover met elkaar in gesprek blijven.

Toch is het niet zo dat mensen volstrekt onwetend zijn over, bijvoorbeeld, ‘wat is het goede?’: wat zij erover menen te weten, snijdt vaak wel degelijk hout. Dat kan omdat de mens een wezen is dat het midden houdt tussen ‘weten’ en ‘niet-weten’. De dialoogvorm, die Plato gebruikte om de ideeën van zijn leermeester Socrates bekend te maken, is dan ook bij uitstek geschikt om te laten zien dat de meningen van mensen perfect noch waardeloos zijn.

Daarom is het goed om kennis te blijven nemen van de filosofie én tegelijkertijd zelf na te denken. Niet alleen de filosofie van Socrates, Plato en anderen, maar de gehele geschiedenis van de filosofie is als het ware één groot gesprek tussen vele generaties wijsgerigen. Ieder bekijkt de vraagstukken vanuit z’n eigen tijd, context en invalshoek en dat biedt al met al een breed wijsgerig perspectief. Filosofen zijn in staat redeneringen en argumenten aan te reiken, die niet direct voor de hand liggen. Dat kan overkomen als tweespalt tussen filosofen, want wat filosoof A beweert is niet altijd te rijmen met wat filosoof B erover zegt. Ze kunnen niet beiden gelijk hebben? Of misschien toch wel? In ieder geval moet je dan zelf nadenken, al is het maar over de vraag welke filosoof jou het meeste aanspreekt.

Er is troost: na kennis te hebben genomen van de kennelijk strijdige filosofische argumenten, is er een goede kans dat je meer inzicht hebt gekregen. Want hoezeer filosofen ook van mening verschillen, over één ding zijn zij het zeker eens: het is beter om over vraagstukken zelf na te denken, dan om dat niet te doen. Misschien is dat wel het eigenlijke nut van filosoferen.

Maart 2015

Sjaak Kloppenburg