Column 5: “Over Waarheid”

Over de heersende en de dienende waarheid…

Hans Koppen

Steeds enthousiaster werd de mensenmassa, alsmaar uitzinniger. Op 18 februari 1943 sprak nazi-propagandaminister Joseph Goebbels in het Sportpalast te Berlijn een kolkende menigte toe. Via de radio bereikte hij nog miljoenen toehoorders méér, thuis en in Duitse legerkampen verspreid over geheel Europa. Goebbels stond die dag voor de moeilijke taak om duiding te geven aan de val van Stalingrad, twee weken eerder. Voor het eerst was de overwinning van Hitler minder zeker, uiterste inzet en opoffering moesten dus gevraagd worden. ‘Ik wil mijn betoog daarom ook uitrusten met alle heilige ernst en open vrijmoedigheid die dit uur van ons vraagt. Het in het nationaalsocialisme opgevoede, geschoolde en gedisciplineerde Duitse volk kan de volle waarheid verdragen!’ schreeuwde Goebbels en hij riep zijn gehoor op tot ‘de totale oorlog’. [Stormachtig geroep door het publiek: Ja!, Ja!, Ja! Krachtig applaus]. Als ik die redevoering nu teruglees, huiver ik. Goebbels sprak over veel, maar zeker niet over de waarheid, laat staan over de volle waarheid. Misschien over zijn waarheid, en waarschijnlijk ook dat niet eens.

Goebbels had het over, wat ik noem, de heersende waarheid. De waarheid van de macht, van het dogma, van het gelijk hebben. De waarheid van zó is het. De waarheid van de eenheid. Wie anders denkt dan de voorgeschreven leer, de voorgeschreven waarheid, is fout! Hoe anders is de opvatting over waarheid als niet iets dat duidelijk is, voorgehouden of voorgeschreven, maar als iets wat ontdekt moet worden, wat zich onthult en aan het licht komt, en wel door het handelen en spreken van de mens zèlf. Het is de opvatting dat ieder mens zijn of haar eigen waarheid laat gebeuren – waarmee wordt erkend dat er niet één waarheid bestaat. Ieder mens brengt zijn eigen waarheid voort. De filosoof Gadamer heeft gezegd: filosoferen is erkennen dat de ander óók gelijk kan hebben. De waarheid is als de iriserende weerschijn van een olievlek in het water, of van een woerdenkop, van een pauwenoog: de kleur hangt af van hoe je ernaar kijkt. Dezelfde olievlek kan tientallen kleuren aannemen, het is maar hoe je je hoofd houdt. Dat kan betekenen: de ander heeft gelijk, en ik niet – of andersom. Maar het kan ook inhouden: we hebben beiden gelijk. Hier spreken we van de waarheid als proces, als de handeling die waarheid voortbrengt en aan de verborgenheid onttrekt. Ik noem het de dienende waarheid. De waarheid van de relativering van standpunten, van het tentatieve, van het subjectieve en het toeval. Waarheid als onzekerheid en pluraliteit.

Persoonlijk voel ik mij bij deze waarheidsopvatting het meeste thuis. Het opmerkelijke nu is dat deze opvatting van waarheid als onverborgenheid, die mede door de mens in het licht treedt, uit de pen komt van Martin Heidegger (1889-1976), Duits filosoof van beruchte moeilijkheidsgraad, en dat deze Heidegger prominent lid was van dezelfde nazipartij als propagandaminister Goebbels. Rare jongens, die Duitsers!